Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 03-10-2024

beginnem, bechinnem, beginnom

betekenis & definitie

(19e eeuw) (< Jidd.) kosteloos, gratis, voor niets.

• Werken om beginnem!! (Centraal blad voor Israëlieten in Nederland, 23/09/1892)
• (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Ik ben met ’m overeengekomme dat ie iets beginnem (goedkoop) voor ons zal huren. (Wolven in menschengedaante. Roman uit het woekeraarsleven. 1910)
• Beginnom (Nhbr.): niets, kosteloos. vee; fig. domoor. (Jac. Van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)
• (J.L. Voorzanger & J.E. Polak: Het Joodsch in Nederland. Tweede druk. 1915)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
• Het omgekeerde komt één keer voor. maginnef ‘een beetje, bijna niets’ in plaats van beginnem [br48]. (Vgl. par. 8.3 voor -em > -ef.) Het pseudoprefix be- heeft dus waarschijnlijk zijn oorsprong in vernederlandsend c.q. verduitsend Jiddisch. (Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 122. 2006)

< >