Plutarchus (Πλουταρχος) (1) van Chaeronea, griekse biograaf en essayist.
I. Leven
Plutarchus werd ca. 46 nC in Chaeronea uit een aanzienlijke familie geboren. Hij studeerde in Athene bij de platonische wijsgeer Ammonius, maar onderging ook de invloed van de peripatetische school en de stoa. Na de voltooiing van zijn studies vestigde hij zich in zijn vaderstad, waar hij verschillende ambten bekleedde en in de loop der jaren een kring van vrienden en volgelingen om zich heen verzamelde. In 95 werd hij priester van Apollo te Delphi. Plutarchus reisde veel, o.a. in Griekenland, Klein-Azië en Egypte; ook bezocht hij herhaaldelijk Rome, waar hij verschillende vrienden had, zoals Mestius Florus, een vriend van Vespasianus, en Sosius Senecio, een vertrouweling van Traianus, die zich in de oorlog tegen de Daciërs verdienstelijk gemaakt had. Of hij ook persoonlijke betrekkingen met romeinse keizers (Traianus of Hadrianus?) heeft onderhouden, blijft onzeker. Het sterfjaar van Plutarchus is niet nauwkeurig bekend: het ligt in ieder geval na 120.
II. Werken
Plutarchus is een bijzonder vruchtbaar schrijver geweest. Wat we van hem over hebben beslaat in de editio Teubneriana meer dan 6000 bladzijden en volgens de zogenaamde Lamprias-catalogus, een uit de late oudheid stammende lijst van Plutarchus’ oeuvre, is dat nog maar ruim de helft van wat er ooit geweest is. We kunnen de werken van Plutarchus in twee grote groepen indelen, de biografieën (Βιοι, Vitae) en de overige werken, die opstellen en verhandelingen over allerlei verschillende onderwerpen omvatten; vele hiervan hebben een duidelijk pedagogisch-ethisch karakter en daarom heeft de hele verzameling de naam Ηθικα (latijn Moralia) gekregen.
De biografieën vallen in drie categorieën uiteen:
1. Een verzameling parallelbiografieën, waarin telkens een beroemde Griek en een beroemde Romein tegenover elkaar gesteld en met elkaar vergeleken worden. Verloren is alleen het paar Epaminondas/Scipio Africanus maior; bewaard zijn 22 paren: Theseus/Romulus, Lycurgus/Numa Pompilius, Solon/Valerius Publicola, Themistocles/Camillus, Cimon/Lucullus, Pericles/Fabius Maximus, Nicias/Licinius Crassus, Alcibiades/Coriolanus, Lysander/Sulla, Agesilaus/Pompeius, Pelopidas/Marcellus, Dio/Brutus, Timoleon/Aemilius Paullus, Demosthenes/Cicero, Phocion/Cato minor, Alexander/Caesar, Eumenes/Sertorius, Demetrius Poliorcetes/Antonius, Philopoemen/Flamininus, Pyrrhus/ Marius, de Spartaanse koningen Agis en Cleomenes/Tiberius en Gaius Gracchus.
2. Biografieën van de romeinse keizers vanaf Augustus tot en met Vitellius; hiervan bezitten we alleen de levens van Galba en Otho.
3. Afzonderlijke biografieën
Sommige hiervan hebben hun ontstaan te danken aan locaal-patriottistische gevoelens, bv. de biografie van de boeotische dichters Hesiodus en Pindarus, van de thebaanse filosoof Crates en de phocische veldheer Daiphantus. Andere zijn waarschijnlijk gelegenheidsgeschriften, zoals de biografieën van Heracles, Aristomenes, Artaxerxes II van Perzië en Aratus van Sicyon. Alleen de twee laatstgenoemde zijn bewaard gebleven. Het is binnen het bestek van dit artikel niet mogelijk een volledig overzicht te geven van de inhoud van de Ηθικα; hiervoor zij verwezen naar het in het literatuuroverzicht vermelde PRE-artikel van K. Ziegler. We noemen in de eerste plaats de pedagogisch-ethische verhandelingen: hierin worden evenwichtigheid en gemoedsrust als de grote idealen voorgesteld.
Om deze te verwerven moet men zijn emoties leren beheersen en strijd voeren tegen ondeugden als hebzucht, afgunst, opvliegendheid, valse schaamte, bemoeizucht en bijgelovigheid. Eveneens pedagogisch-ethisch gericht zijn enkele politieke tractaten, troostschriften voor door ongeluk achtervolgde mensen en een paar zuiver opvoedkundige verhandelingen, bv. Πως δει τον νεον ποιηματων ακουειν (Hoe moet de jeugd naar gedichten luisteren?). Speciale aandacht verdient een opstel over het huwelijk, getiteld Γαμικα Παραγγελματα (Huwelijksadviezen): volgens Plutarchus gaat het er in de eerste plaats om dat de partners een diepgaand geestelijk contact met elkaar hebben; verder moet ook de man trouw zijn en zich bij voorkeur van voorechtelijk geslachtsverkeer onthouden. In zijn dierpsychologische geschriften (bv. in Περι σαρκοφαγιας, Het eten van vlees) toont hij zich een aanhanger van de reïncarnatieleer en, als gevolg daarvan, van een vegetarische leefwijze; in tegenstelling met de stoïcijnen beschouwt hij dieren als met rede begiftigde wezens.
Ook de natuurwetenschappen komen in de Ηθικα aan de orde: in Περι του εμφαινομεωου προσωπου τω κυκλω της σεληνης (Het gezicht in de maan) wil Plutarchus o.m. aantonen dat de maan uit eenzelfde soort materie is opgebouwd als de aarde, in de Αιτια φυσικα spreekt hij o.a. over de vraag waarom planten niet tegen zeewater kunnen en waarom wilde zwijnen zoete, en herten zoute tranen hebben. Literairhistorische geschriften zijn Περι της ‘Ηροδοτου κακαηθειας (De boosaardigheid van Herodotus) en Συγκρισις Αριστοφανους και Μενανδρον (Vergelijking van Aristophanes en Menander): in het eerste opstel critiseert hij Herodotus, in het andere geeft hij de voorkeur aan Aristophanes boven Menander. Een theologisch geschrift is Περι των υπο του Θειου βραδεως τιμωρουμενων (Late bestraffing door de godheid), dat de vraag behandelt waarom de goden het kwaad pas na langere tijd straffen. Veel belangstelling had Plutarchus voor orakels en demonen blijkens geschriften als Περι των εκλελοιποτων χρηστηριων (Het uitsterven der orakels) en Περι του Σωκρατους δαιμονιυ (Het daemonium van Socrates). De verhandeling Περι Ισιδος και Οσιριδος (Isis en Osiris) was tot aan de ontcijfering van de hiërogliefen onze belangrijkste bron voor de kennis van de egyptische godsdienst. Waardevol zijn ook Plutarchus’ antiquarische geschriften, die een schat van informatie bieden over oude godsdienstige gebruiken.
Op zijn naam staan verder nog een vrij groot aantal technisch-filosofische verhandelingen (meest commentaren op Plato en strijdschriften tegen de stoa en het epicurisme) maar daarvan is heel wat verloren gegaan; hetzelfde geldt voor zijn retorische werken, waarvan we alleen nog maar een paar epideiktische declamationes bezitten zoals bv. Περι της Πωμαιων τυχης (Het geluk der Romeinen) en Περι της Αλεξανδρου τυχης η αρετης (Het geluk of de deugd van Alexander). Moeilijk in een van de genoemde categorieën in te passen zijn de Συμποσιακα (Symposiumgesprekken) en het Των επτα σοφων συμποσιον (Symposium der zeven wijzen), geleerde gesprekken over allerlei onderwerpen; de hier toegepaste dialoogvorm treffen we ook in veel andere stukken uit de Ηθικα aan.
III. Betekenis
Plutarchus heeft zich voor zijn ideeën altijd sterk afhankelijk gevoeld van Plato, die hij als een vrijwel onaantastbare autoriteit beschouwde. Daarnaast echter heeft hij ook andere (aristotelische, sceptische en zelfs stoïsche) invloeden ondergaan: ten aanzien van veel fundamentele kwesties gaf hij er de voorkeur aan een definitief oordeel op te schorten (het sceptische επεχειν) en in overeenstemming met de stoïsche beginselen achtte hij het plegen van zelfmoord onder bepaalde omstandigheden een zedelijk goede daad.
Een diepgaand of oorspronkelijk denker was Plutarchus niet; zijn oprechtheid, humaniteit en ethisch idealisme maken hem echter sympathiek en bovendien geeft hij op vele plaatsen in zijn werk blijk van mensenkennis en psychologisch inzicht. Uitgesproken moralist is Plutarchus ook in zijn biografieën: de grote figuren, wier karakter hij schetst, moeten anderen tot voorbeeld dienen. Om deze reden is hij meer bedacht op de vermelding van anecdoten en karakteristieke details dan op het nauwkeurig weergeven van de objectief gezien belangrijkste feiten. De opzet telkens een Griek met een Romein te vergelijken heeft herhaaldelijk tot verrassende resultaten geleid, maar doet soms geforceerd aan.
Plutarchus’ stijl is te omslachtig om hem tot de grootste stilisten uit de griekse literatuur te kunnen rekenen. Anderzijds lieten stilistische kwesties hem beslist niet onverschillig getuige bijvoorbeeld de grote zorgvuldigheid waarmee hij de hiaat vermeed; bovendien beschikte hij over onmiskenbare capaciteiten als verteller.
In later tijden was Plutarchus vooral gedurende de renaissance een populair en veelgelezen schrijver. In Frankrijk werd dit ingeleid door de vertaling van Jacques Amyot (1559 Βιοι, 1572 Ηθικα), in Engeland door de vertaling van Thomas North van de Βιοι (1579) en van Philemon Holland van de Ηθικα (1603). O.a. Shakespeare (bv. in Julius Caesar en Antony and Cleopatra), Dryden, Montaigne en Rousseau ondergingen zijn invloed. Sommige Levens, vooral die van Dio, Brutus en Timoleon, speelden een rol in het intellectuele klimaat van de franse revolutie.
IV. Tekstoverlevering
Het belangrijkste handschrift is codex Parisinus graecus 1672, daterend uit het begin van de 14e eeuw en tot stand gekomen dank zij de goede zorgen van Maximus Planudes. In deze codex staat alles wat we nog van Plutarchus bezitten, op twee later ontdekte fragmenten na. Hiernaast zijn er talrijke oudere handschriften. Voor de Levens dateren de oudste codices uit het eind van de 10e eeuw. Van de Ηθικα zijn er vóór Planudes geen verzameluitgaven vervaardigd; wel waren er van de afzonderlijke verhandelingen verschillende handschriften in omloop.
Lit. Uitgaven van de Levens: editio princeps: Boninus (Florence 1517). Beste recente edities: C. Lindskog/K. Ziegler, Plutarchi Vitae parallelae 1-3 (Leipzig 1914-1939, 21957w). Met franse vertaling: R. Flacelière/É. Chambry/M.
Juneaux, Plutarque, Vies (Paris 1957vv; acht delen verschenen). Met engelse vertaling: B. Perrin, Plutarch’s Lives 1-10 (Loeb Class. Libr., London 1954-1968). Duitse vertaling: K. Ziegler/W. Wuhrmann, Plutarch, Grosse Griechen und Romer 1-6 (Zürich 1954-1965). Enkele commentaren: W. Theunissen, Plutarchus, Leven van Aratos (Diss.
Nijmegen 1935). C. Liedmeyer, Plutarchus’ Biographie van Aemilius Paullus (Diss. Amsterdam, Nijmegen 1935). I. Bos, Plutarchus’ Leven van Agesilaüs (Diss.
Amsterdam V.U., Groningen 1947). J. R. Hamilton, Plutarch, Alexander (Oxford 1969).
Uitgaven van de overige werken: editio princeps: Dukas (Venetië 1509). Beste moderne edities: C. Hubert/M. Pohlenz/ K. Ziegler e.a., Plutarchi Moralia 1-7 (Leipzig 1908-1967, 21957vv). Met engelse vertaling: F. Babbitt e.a., Plutarch’s Moralia 1-15 (Loeb Class. Libr., London 1949-1969). Belangrijke commentaren: R.
Flacelière, Plutarque, Sur la disparition des oracles (Paris 1947). J. G. Griffith, P. De Iside et Osiride (Cardiff 1970).
Nederlandse vertaling: W. Theunissen, P., een bloemlezing uit zijn geschriften (Haarlem 1950).
Monografieën: K, Ziegler (PRE 21, 636-962). - J. Hartman, De avondzon van het heidendom. Leven en werken van den Wijze van Chaeronea (Leiden 1912, 31924). G. Soury, La démonologie de Plutarque (Paris 1942). R.
H. Barrow, P. and His Times (London 1967). D. Babut, Plutarque et le stoïcisme (Paris 1969). [Schouten]
2. Plutarchus van Athene, neoplatonische wijsgeer (ca. 350- ca. 432), hoofd van de academie in Athene, waar zijn voornaamste leerlingen → Syrianus en Proclus waren. Plutarchus’ onderwijs ging uit van de lectuur en de verklaring van de werken van Plato en Aristoteles. Van zijn commentaren op Aristoteles’ Περι ψυχης en enkele dialogen van Plato zijn belangrijke fragmenten bewaard gebleven in de geschriften van Simplicius, Olympiodorus en Damascius. Of een anonieme commentaar op Plato’s Parmenides, die ca. 1890 in een turijnse palimpsest ontdekt werd, aan Plutarchus mag worden toegeschreven, is verre van zeker, hoewel de hierin voorkomende neoplatonische interpretatie van de Parmenides sterk overeenkomt met wat we over Plutarchus’ opvattingen uit andere bronnen weten.
Lit. Uitgave van de anonieme Parmenides-commentaar: W. Kroll, Ein neuplatonischer Parmenideskommentar in einem Turiner Palimpsest (Rheinisches Museum 47, 1892, 599-627). P. Hadot, Porphyre et Victorinus (Diss. Paris 1968) 61-120. - R. Beutler (PRE 21, 962-975). [Nuchelmans]