Isocrates (Ισοκρατης), atheense redenaar, geboren in 436 vC in de attische deme Erchia, op 98-jarige leeftijd in Athene overleden kort na de slag bij Chaeronea (338).
I. Leven
Isocrates ,wiens vader Theodorus een rijke fluitenfabrikant was, ontving een goede opvoeding; tot zijn leraren behoorden → Prodicus en Gorgias, wellicht was hij ook bevriend met Socrates. Omdat zijn familie op het einde van de peloponnesische oorlog haar vermogen verloor, moest Isocrates voortaan in zijn levensonderhoud voorzien door het schrijven van pleidooien voor anderen (logograaf). Uit deze periode, waarover hij zelf liever niet sprak, zijn zes redevoeringen bewaard gebleven. Ca. 390 vC koos Isocrates echter een andere richting: hij richtte een school op waarin de redekunst als grondslag zou dienen voor de vorming van leerlingen tot goede staatsburgers. Zijn onderwijs genoot spoedig een grote faam, zodat van heinde en verre, zelfs van Cyprus, zonen uit voorname families toestroomden. Volgens
Cicero (De oratore 2,94) kwamen uit de school van Isocrates, evenals uit het trojaanse paard, alleen maar vorsten.
Isocrates kon wegens zijn schuchterheid en de zwakheid van zijn stem niet zelf in het openbaar optreden. Daarom publiceerde hij zijn redevoeringen in de vorm van brochures, waardoor hij tevens een groter publiek hoopte te bereiken. Vanaf ca. 380 vC poogde hij langs deze weg ook de politiek van zijn vaderstad te beïnvloeden. Isocrates, die Perzië als de grote erfvijand van Griekenland beschouwde, zag bij de grote verdeeldheid en zwakheid der griekse staten als enige redmiddel een sterk centraal gezag, dat het aziatische gevaar zou kunnen afweren: eerst van Athene in samenwerking met Sparta, later van een ’sterke man’ als Philippus van Macedonië, in wie hij, anders dan → Demosthenes, een groot vertrouwen had.
We bezitten van Isocrates een borstbeeld uit de 3e eeuw nC (in de Villa Albani te Rome), een romeinse kopie die misschien teruggaat op een origineel van → Leochares.
II. Werken
In de oudheid stonden op naam van Isocrates ongeveer zestig redevoeringen, waarvan er 25 of 28 als authentiek werden erkend. Thans bezitten we 21 redevoeringen en 9 brieven.
Uit zijn tijd als logograaf dateren:
1. Προς Ευθυνουν (nr. 21, Tegen Euthynous; ca. 403/402), over de teruggave van een grote som gelds.
2. Προς Καλλιμαχον (nr. 18, Tegen Callimachus; ca. 402/401), over de confiscatie van 10.000 drachmen.
3. Κατα Λοχιτου (nr. 20, Tegen Lochites; ca. 400- 395), gedeelte van een pleidooi voor een man uit het volk die gebrutaliseerd was door de rijke Lochites.
4. Περι του ζευγους; (nr. 16, Over het span paarden; ca. 395), geschreven voor de zoon van Alcibiades in een proces dat al sleepte vanaf 416 vC, grotendeels een lofrede op Alcibiades sr.
5. Τραπεζιτικος (nr. 17, Trapeziticus; ca. 393-391), pleidooi voor een metoek die van de bankier Pasion een deposito te vorderen heeft.
6. Αιγινητικος (nr. 19, Aegineticus; ca. 391-390), rede voor een rechtbank op Aegina betreffende een erfeniskwestie.
Uit de eerste periode van zijn school dateren:
7. Κατά των σοφιστων (nr. 13, Tegen de sofisten; ca. 390); hierin zet Isocrates het programma van zijn school uiteen, maar alleen het negatieve gedeelte is bewaard gebleven, waarin hij zich richt tegen de wijsgeren, tegen improviserende redenaars en tegen de leraren die de welsprekendheid voor het gerecht onderwijzen.
8. Ελενης εγκωμιον (nr. 10, Lofrede op Helena), een model voor het epideiktische genre.
9. Βουσιρις (nr. 11, Busiris), voorbeeld van een lofrede op een schurk, de egyptische koning Busiris.
Moraliserende vertogen en specimina van het paraenetische genre zijn:
10. Ευαγορας (nr. 9, Euagoras) een lofrede op de in 374/373 overleden koning Euagoras I van Salamis op Cyprus.
11. Προς Νικοκλεα (nr. 2, Aan Nicocles), over de plichten van de monarch, gericht tot Euagoras’ zoon en opvolger.
12. Νικοκλης (nr. 3, Nicocles); hierin laat I. Nicocles het woord richten tot zijn onderdanen om hen op hun plichten te wijzen.
Politieke redevoeringen:
13. Πανηγυρικος (nr. 4, Panegyricus; 380 vC), Isocrates’ beroemdste werk, waaraan hij tien jaar zou hebben gewerkt. In een gefingeerde feestrede bij gelegenheid van een panhelleense bijeenkomst (πανηγυρις) spoort hij de griekse staten aan tot afzwering van hun particularisme en tot samenwerking onder leiding van Athene en Sparta; de rede bevat een terugblik op het luisterrijke verleden van Athene en trok sterk de aandacht, zij het met weinig concrete resultaten.
14. Ιιλαταλκος (nr. 14, Plataïcus; ca. 373 vC). Hierin laat Isocrates een inwoner van → Plataeae de atheense volksvergadering om hulp vragen nadat Plataeae in de winter 374/373 door Thebe verwoest is.
15. Αρχιδαμος (nr. 6, Archidamus; 366); deze rede wordt de Spartaanse troonpretendent Archidamus III in de mond gelegd, die zich verzet tegen de the- baanse eis dat Sparta de onafhankelijkheid van Messenië moet erkennen.
16. Περι της αντιδοσεως (nr. 15, Over de vermogensruil; 354-353), redevoering in een gefingeerd proces over vermogensruil (zie Liturgie), waarin Isocrates een uitvoerige rechtvaardiging van zijn activiteiten geeft in een soort autobiografie.
17. Αρεοπαγιτικος (nr. 7, Areopagiticus; ca. 355 vC); hierin stelt Isocrates voor, de oude macht van de → Areopaag te herstellen en aldus de degeneratie van de atheense democratie te voorkomen.
18. Περι της ειρηνης (nr. 8, Over de vrede), verschenen tijdens de attische → bondgenotenoorlog (357-355), veroordeelt de atheense politiek van agressie en de pogingen van Athene om zijn rijk ter zee te handhaven.
19. Φιλιππος (nr. 5, Philippus; 346 vC), open brief aan de macedonische koning, waarin Isocrates deze oproept om als Helleen en afstammeling van Heracles Griekenland tegen de barbaren te beschermen.
20. Παναθηναικος (nr. 12, Panathenaïcus; 342-339), een uitvoerige, maar vrij slordig gecomponeerde lofrede op Athene met een terugblik op de geschiedenis en de staatsinrichting van de stad.
Ten onrechte op naam van Isocrates staat:
21. Προς Δημονικον (nr. 1, Aan Demonicus), een verzameling van vermaningen, gericht tot de zoon van een overleden vriend.
Over de echtheid van de afzonderlijke brieven bestaat veel meningsverschil. Ze zijn gericht aan vooraanstaande politici, o.a. aan → Dionysius I van Syracuse, aan de zonen van Iason van Pherae, aan Philippus en aan Alexander van Macedonië.
III. De betekenis van Isocrates ligt op drie, overigens nauw met elkaar verwante terreinen; hij was taalkunstenaar, pedagoog en politicus.
Als taalkunstenaar werd Isocrates in de oudheid hoog aangeslagen, in latere tijden zeer verschillend beoordeeld. Hij werd en wordt terecht gehouden voor de vervolmaker van het attische kunstproza: zijn heldere periodes worden door consequente hiaatmijding, een fraai prozametrum en een beheerst gebruik van klankfiguren tot geraffineerde taalkunst. Daarom gold hij voor de latere Grieken en meer nog voor de Romeinen (Cicero!) als een model bij uitstek voor literair proza en als degene die met Plato het proza tot een gelijkwaardige partner van de poëzie had verheven. Zijn werk vertoont echter evenzeer de eerste symptomen van de vervlakking, breedsprakigheid en verstarring die naderhand de gehele griekse prozaliteratuur aangetast en tenslotte tot de ondergang gevoerd hebben.
Als pedagoog keerde Isocrates zich tegen de sofisten van de 5e eeuw vC, maar in zekere zin was hij een voltooier van de oudere sofistiek, waarmee hij het beginsel deelde dat er geen ’werkelijk weten’ (επιςτημη]), doch slechts een ’juiste mening’ (δοξα) be-
staat. Maar de grondslagen van Isocrates’ opvoedingssysteem waren breder dan die van de sofisten: hij poogde de opleiding tot redenaar in dienst te stellen van hoge morele waarden, beschaving en praktische levenswijsheid. Daarbij is volgens Isocrates het goede voorbeeld van de leermeester en van grote figuren uit het verleden even belangrijk als natuurlijke aanleg en voortdurende oefening. Het pedagogische ideaal van Isocrates verzette zich enerzijds tegen de socratische richting, die alleen door wijsgerige dialectiek wilde opvoeden (afgezien van perioden van enige toenadering was zijn verhouding tot Plato gewoonlijk zeer koel), anderzijds tegen een eenzijdig technische opleiding tot procesredenaar.
Zijn opvattingen over de belangrijke plaats van de redekunst in onderwijs en opvoeding hebben voor een groot deel het wezen van de europese school bepaald, tot op de huidige dag. Schoolopstel en proefwerk mogen als uitvindingen van Isocrates gelden. Isocrates’ politieke houding zal men des te minder waarderen naarmate men Demosthenes’ hartstochtelijke vaderlandsliefde hoger aanslaat. Toch was Isocrates ongetwijfeld een patriot, maar hij had over de grenzen van de stadstaat heen oog voor het nationale belang van geheel Griekenland; zijn vertrouwen in Philippus van Macedonië getuigt van naïeviteit. De geschiedenis heeft overigens Isocrates, niet Demosthenes, gelijk gegeven; aldus is hij een voorloper van de nieuwe tijd die aanbrak met het optreden van Alexander de Grote en die definitief een einde maakte aan het particularisme van de griekse poleis.
IV. Overlevering van de tekst
Uit de talrijke papyri met teksten van Isocrates blijkt dat hij in de keizertijd veel gelezen werd. De ruim 100 bekende handschriften worden in twee klassen verdeeld: de eerste wordt gevormd door de codex Urbinas graecus (uit de 9e of 10e eeuw; thans in de Vaticaanse bibliotheek) en twee kopieën daarvan, de tweede, de z.g. Vulgata, omvat alle andere codices. Beide gaan terug op een archetypus uit de 9e eeuw.
Lit. Uitgaven: Editio princeps van de redevoeringen door Demetrius Chalcondyles (Florence 1493). Beste recente edities: G. Benseler/F. Blass, Isocratis Orationes 1-2 (Leipzig 1878v). E. Drerup, Isocratis Opera omnia 1 (ib. 1906; slechts één deel verschenen). Met franse vertaling: G.
Mathieu/E. Brémond, Isocrate, Discours 1-4 (Paris 1928-1962). Met engelse vertaling: G. Norlin/L. Van Hook, I. 1-3 (Loeb Class. Libr., London 1928-1945).
Index: S. Preuss, Index Isocrateus (Leipzig 1904 = Hildesheim 1963). K. Münscher (PRE 9, 2146-2227). F. Blass, Die attische Beredsamkeit 22 (Leipzig 1892 = Hildesheim 1962) 1-331. - G.
Mathieu, Les idéés politiques d’Isocrate (Paris 1925). A. Burk, Die Pädagogik des Isokrates als Grundlegung des humanistischen Bildungsideals (Würzburg 1923). F. Zucker, Isokrates’ Panathenaikos (Verhandlungen der sächsischen Akad. Wiss. zu Leipzig, Philologisch-historische Klasse 101, 7, Berlin 1954).
E. Mikkola, Isokrates. Seine Anschauungen im Lichte seiner Schriften (Helsinki 1954). E. Büchner, Der Panegyrikos des Isocrates. Eine historisch-philologische Untersuchung (Wiesbaden 1958).
A. Levi, Isocrate (Milaan 1959). P. Cloché, Isocrate et son temps (Paris 1963). K. Bringmann, Studien zu den politischen Ideen des Isokrates (Göttingen 1965).
F. Pointner, Die Verfassungstheorie des Isokrates 1-2 (Diss. München 1969). [Nuchelmans]