Engels sexuoloog (Croydon 2 Febr. 1859 - Hintlesham by Ipswich 8 Juli 1939), was van 1875-’79 leraar in Nieuw Zuid-Wales, hield zich na zijn terugkeer in Engeland bezig met sexuologische problemen. Met Freud en Magnus Hirschfeld kan hij beschouwd worden als de grondlegger der moderne Sexuologie, waarbij typerend is, dat zijn eerste werk niet in zijn geboorteland kon verschijnen.
Hij was een positivist, die het sexuele vraagstuk vnl. als een biologisch probleem beschouwde. Zijn Studies in the Psychology of Sex in 7 dln (1897-1928) gelden, ondanks het feit, dat zij door de groei van de psychoanalytische opvattingen in vele opzichten als verouderd moeten worden beschouwd, nog steeds als een der standaardwerken van de Sexuologie. Een korte samenvatting van zijn opvattingen is te vinden in zijn Psychology of Sex (1933); 6 dln zijner Studies zijn als De Psychologie der Sexen (1916-1925) in het Nederlands vertaald.Bibl.: Man and Woman: A Study of human secondary sexua; characters (1894, 8ste dr. 1934); The Evolution of modesty (1899); The Soul of Spain (1908); Sex in relation to society (1910, 2de dr., verb. 1937); The world of dreams (1911); The task of social hygiene (1912); Essays in war-time (1916); Kanga Greek (1922); Sonnets with folk songs from the Spanish (1925); Psychology of Sex (1933) J George Chapman (1934); My confessional (1934); From Rousseau to Proust (1936); Questions of our day (1936); My life (London 1940).
Lit.: I. Goldberg, H. E. (1926); H. Peterson, H. E., Philosopher of Love (1928).