Wiesner (Julius), een verdienstelijk kruidkundige, geboren den 20sten Januarij 1838 te Tschechen hij Brünn, studeerde eerst aan het technisch instituut te Berlijn en vervolgens te Weenen en bepaalde zich, na het verwerven van eene uitgebreide kennis op het gebied der natuur- en scheikunde, bij de anatomie en physiologie der planten. In 1861 vestigde hij zich als privaatdocent in die vakken aan het polytechnisch instituut en zag er zich in 1868 tot buitengewoon hoogleeraar benoemd. In 1870 vertrok hij in die betrekking naar de académie voor boschcultuur te Mariabrunn en in 1873 naar de universiteit te Weenen. Hij hield zich hoofdzakelijk bezig met proefondervindelijke plantenphysiologie, waarbij hij steun zocht in de natuur en scheikunde.
Inzonderheid strekte hij zijn onderzoek uit tot de betrekking tusschen het licht en den plantengroei en tot het bladgroen. Van zijne geschriften vermelden wij: „Einleitung in die technische Mikroskopie (1867)”, — „Mikroskopische Untersuchungen (1872)”, — „Die Entstehung des Chlorophylls in der Pflanze (1877)”, — en „Die Rohstoffe des Pflanzenreichs (1873)”. Ook leverde hij merkwaardige opstellen in de „Sitzungsberichten der Kaiserliche Akademie der Wissenschaften”.