Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Westphal

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Rudolf Georg Hermann Westphal, een verdienstelijk letterkundige, geboren den 3den Julij 1826 te Oberkirchen in het graafschap Schaumburg. Hij studeerde te Marburg eerst in de Oostersche en klassieke talen, daarna in de wis- en scheikunde, vestigde zich in 1856 te Tübingen als privaatdocent in de Oude letteren en was van 1858—1862 buitengewoon hoogleeraar te Breslau. Na dien tijd was hij er werkzaam als privaatdocent, woonde daarop eenige jaren te Jena, werd voorts leeraar aan een gymnasium in Lijfland en zag zich in 1875 benoemd tot professor aan het Muséum Katkow te Moskou. Hjj schreef: „Metrik der Griechischen Dramatiker und Lyriker (met Roszbach, 1854—1865, 3 dln; 2de druk, 1868)”, — „Die Fragmente und die Lehrsätze der griechischen Rythmiker (1861)”, — „System der antiken Rythmik (1865)”, — „Geschichte der alten und mittelalterlichen Musik (1865)”, — „Catulls Gedichte übersetzt und erläutert (1867)”, — „Philosophisch-historische Grammatik der deutschen Sprache (1868)”, — „Prolegomena zu Aeschylos’ Tragödien (1869)”, — „Theorie der neuhochdeutschen Metrik (1870; 2de druk, 1877)”,— „Methodische Grammatik der griechischen Sprache (1870—1872)”, — „Die Verbalflexion der lateinischen Sprache (1873)”, — en „Vergleichende Grammatik der indogermanischen Sprachen (1873)”. — Daarenboven leverde hij eene vertaling der „Acharners” van Aristóphanes en „Humoristische Lyrik des klassischen Alterthums (1869)”.

Karl Friedrich Otto Westphal, een verdienstelijk geneeskundige, geboren te Berlijn den 23sten Maart 1833. Hij studeerde aldaar, te Heidelberg en te Zürich en vervolgens weder te Berlijn en deed in 1850 zijn artsexamen. Na eene wetenschappelijke reis naar Weenen en Parijs, werd hij assistent aan de Koninklijke Charité te Berlijn en in 1858 aan de afdeeling voor krankzinnigen aan dit ziekenhuis. In 1861 vestigde hij zich als privaatdocent aan de universiteit aldaar en hield voorlezingen over zielsziekten. In 1868 verving hij professor Traube en in datzelfde jaar zag hij zich benoemd tot dirigérend arts in het ziekenhuis, werd in 1869 buitengewoon hoogleeraar en verkreeg tevens de betrekking van dirigérend arts der kliniek in het gesticht voor krankzinnigen en zenuwlijders. In 1873 werd hij lid der wetenschappelijke commissie voor geneeskunde en in 1874 gewoon hoogleeraar. Hij schreef onderscheidene hoogst merkwaardige opstellen over zielsziekten, meestal opgenomen in het „Allgemeine Zeitschrift für Psychiatrie”, in Virchow's „Archiv”, in het „Berliner klinischen Wochenschrift” en in het door hen geredigeerde „Archiv für Psychiatrie und Nervenkrankheiten”.

< >