Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Thiersch

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Friedrich Wilhelm Thiersch, een verdienstelijk letterkundige, geboren den 17den Junij 1784 te Kirschscheidungen bij Freiburg aan de Unstrut. Hij studeerde te Leipzig en te Göttingen in de godgeleerdheid en letterkunde, werd in 1809 hoogleeraar aan het lycéum te München, en stichtte er een philologisch instituut, hetwelk in 1812 met de académie vereenigd werd, alsmede het tijdschrift: „Acta philologorum Monacensium (1811-1826, 3 dln)”. Hij nam niet alleen deel aan de bevrijding van Duitschland, maar stelde ook het hoogste belang in die van Griekenland. Nadat de universiteit van Landshut naar München was verplaatst, aanvaardde hij aldaar een hoogleeraarsambt in de oude letterkunde en het bestuur van het philologisch seminarium. In 1831 volbragt hij eene reis naar Griekenland, waar hij na den dood van Capo d’Istrias zitting had in het bewind en de verkiezing van prins Otto van Beijeren tot koning bevorderde. Toen hij het volgende jaar te München terugkeerde, werd hij er lid van den oppersten raad van eeredienst en onderwijs en voorzitter der Académie van Wetenschappen, en overleed den 25sten Februarij 1860. Van zijne geschriften vermelden wij: „Griechische Grammatik, vorzüglich des Homerischen Dialekts (1812; 3de druk, 1826)”, — „Schulgrammatik (4de druk, 1852)”, — eene bewerking der gedichten van Píndarus (1820, 2 dln), — „Ueber gelehrte Schulen mit besonderer Rücksicht auf Bayern (1826-1830, 3 dln)”, — „Ueber den gegenwärtigen Zustand des öffentlichen Unterrichts in den westlichen Staaten von Deutschland, in Holland, Frankreich und Belgien (1838, 3 dln)”, — „Ueber die Epochen der bildenden Kunst unter den Griechen (2de druk, 1820)”, — „Ueber die neuesten Angriffen auf die Universitäten (1837)”, — en „Ueber Protestantismus und Kniebeugung in Bayern”. — Ook zijn broeder Bernhard, geboren den 26sten April 1794, heeft zich door onderscheidene letterkundige geschriften bekend gemaakt.

Heinrich Wilhelm Josias Thiersch, den wetenschappelijken vertegenwoordiger van het Irvingianismus in Duitschland en een zoon van Friedrich Wilhelm (zie boven). Hij werd geboren te München den 5den November 1817, studeerde aldaar en te Erlangen in de godgeleerdheid, werd in 1839 privaat-docent aan laatstgenoemde universiteit en in 1843 professor te Marburg, maar legde in 1850 deze betrekking neder, om in de Irvingiaansche gemeente werkzaam te wezen. Na dien tijd woonde hij ambteloos te München, Augsburg en Basel. Hij schreef: „Versuch zur Herstellung des historischen Standpunktes für die Kritik der neutestamentlichem Schriften (1845)”, — „Vorlesungen über Protestantismus und Katholicismus (1846, 2 dln ; 2de druk, 1848)", — „Ueber Christliches Familienleben (7de druk, 1877)”, — „Die Kirche im apostolischen Zeitalter (1852; 2de druk, 1857)”, — „Döllingers Auffassung des Urchristenthums (1862)”, — „Die Strafgezetze in Bayern zum Schutz der Sittlichkeit (1868)”, — eene biographie van zijn vader, — „Griechenlands Schicksale vom Anfang des Befreiungskriegs bis auf die gegenwärtige Krisis (1863)”, — „Die Gleichnisse Christi (2de druk, 1875)”, — „Ueber den Christlichen Staat (1875)”, — „Christian Heinrich Zellers Leben (1876, 2 dln)”, — en „Die Anfänge der heiligen Geschichte (1877)”.

Karl Thiersch, een verdienstelijk heelkundige en een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te München den 20sten April 1822, studeerde aldaar, voorts te Berlijn, Weenen en Parijs in de geneeskunde, werd professor in de pathologische anatomie te München en hield zich vooral bezig met microscopische nasporingen. Gedurende den tweeden Sleeswijk-Holsteinschen Oorlog was hij onder Stromeijer als vrijwilliger in de hospitalen werkzaam. In 1854 had hij bij eene chólera-epidemie te München gelegenheid, een onderzoek in te stellen naar de besmettelijkheid van deze ziekte, vertrok in dat jaar als hoogleeraar naar Erlangen en in 1867 naar Leipzig. In 1870 nam hij als consultérend „Generalartz” bij het 12de armeekorps deel aan den oorlog tegen Frankrijk, en hij behoort tot de voornaamste heelkundigen van onzen tijd. Volgens een plan, door hem en Wunderlich ontworpen, wordt het uitstekende stadsziekenhuis te Leipzig gebouwd. Hij heeft zich vooral toegelegd op het genezen van wonden, en de uitkomsten van zijn onderzoek werden in het „Handbuch der Chirurgie” van Billroth en Pitha openbaar gemaakt. Hij is de eerste, die bij verbanden salicylzuur aanwendde, en hij heeft een voortreffelijk werk geleverd over epitheliumkanker.

< >