Thallium (Tl), een scheikundig element, vindt men met koper, zilver en selenium in Crookesiet (12—18,5°/0) en Berzelianiet, in geringe hoeveelheid in zwavel- en koperkies, in zinkblende, in het lepidoliet en het glimmer van Zinnwald, in het badzout van Nauheim, Orb, Dürrenberg, in het bruinsteen enz. Het gaat bij het roosten van het kies over in stof en in slip van de looden kamer, ook in het zwavelzuur en bij het bereiden van zoutzuur in dit laatste. De loog, uit Rammelsberger kies verkregen, bevat veel thallium en geeft met zink een neerslag van cadmium, koper en tantalium. Men digereert dien met verdund zwavelzuur, doet uit de oplossing het thallium neêrslaan als iodureet en reduceert dit laatste door cyankalium.
Het is in kristallijnen toestand nagenoeg wit, zeer glanzig, veel weeker dan lood, geeft op papier een blaauwachtigen streek, welke door oxydatie spoedig verdwijnt, is rekbaar, doch minder vast dan lood, heeft een soortelijk gewigt van 11,86, een verbindingsgewigt van 264, smelt bij 285° C., destilleert in een stroom van waterstof, loopt aan in de opene lucht en ontwikkelt bij verwarming een paarsen damp en een eigenaardigen reuk. Het verroest metaal wordt in water door oplossing der oxyde weder blank. Het ontleedt het water eerst bij roodgloeihitte, doch fijn verdeeld thallium lost op, wanneer men het laat staan in de opene lucht. Het lost voorts gemakkelijk op in verdund zwavelzuur en salpeterzuur, moeijelijk in zoutzuur, verbindt zich regtstreeks met chloor, bromium iodium en zwavel, doet onderscheidene metalen neêrslaan en geeft aan de vlam eene fraaije groene kleur. In vele opzigten gelijkt het op kalium, in sommige opzigten op lood, en zijne verbindingen zijn vergiftig. Het werd in 1861 nagenoeg gelijktijdig door Crookes en Lamy ontdekt. Met zuurstof vormt het donkerbruin thalliumoxydule (Tl20) dat in water oplost tot thalliumhydroxydule (TIOH).
Dit kristalliseert in gele prisma’s en is zeer oplosbaar in water en in alkohol. De kleurlooze oplossing reageert alkalisch, smaakt loogachtig, werkt bijtend en slorpt koolzuur gretig op. Het vormt met zuren meestal oplosbare zouten, waaruit zoutzuur wit thalliumchlorure (TlCl), en zwavelammonium donkerbruin zwavelthallium (Tl2S) doet neêrslaan. Glas, met koolzuur thalliumoxydule bereid, is harder en zwaarder dan kaliflintglas en breekt het licht sterker dan andere soorten van glas. Thalliumoxyde (Tl203) is bruin, onoplosbaar in water en alkaliën en staat gemakkelijk zuurstof af. Thalliumhydroxyde (T102H) ontstaat bij de werking van ozon op thalliumoxydule (thalliumpapier is een reagens op ozon), is bruin, onoplosbaar in water, geeft met zuren de weinig vaste, meestal kristalliseerbare, kleurlooze oxydezouten en met zoutzuur kristalliseerbaar thalliumchloride (TlCl3), dat hij 100° C. chloor verliest en door zwaveligzuur gereduceerd wordt.