Spálato, in het Slawisch Split, eene stad en districtshoofdplaats in Dalmatïe, is sikkelvormig op een schiereiland en op den achtergrond van eene naar het zuiden zich openende baai der Adriatische Zee gelegen en wordt verdeeld in de Oude Stad, de Nieuwe Stad en de Voorsteden. De straten der eigenlijke stad zijn naauw en slecht geplaveid en de huizen in Italiaanschen stijl opgetrokken.
Tot de openbare pleinen behooren er: het Domplein (Piazza di Tempio), tevens marktplein, en het Heerenplein. Men vindt er talrijke antieke bouwgewrochten. De geheele ruimte der Oudstad was te voren ingenomen door het paleis van keizer Diocletianus, en daarvan is het zuidelijk front, bepaaldelijk een porticus, ter lengte van 125 Ned. el, de voorhal en het vestibulum, bewaard gebleven.
De tempel, aan het vestibulum grenzende (het mausoléum van Diocletianus), is veranderd in de hoofdkerk van den heiligen Drimus; deze heeft eene rotonde met eene middellijn van 13 Ned. el en een koepel ter hoogte van 26 Ned. el, benevens een grootschen klokketoren uit de 15de eeuw. De Dom is na het Panthéon te Rome het best bewaard gebleven Romeinsch bouwgewelf en sedert 1876 worden de daaraan palende huizen weggeruimd. De daar tegenover verrezen tempel van Asclépias (Aesculapius) dient nu tot doopkapél, maar bevindt zich nog in goeden staat. Daarenboven zijn de overblijfselen der waterleiding van Diocletianus zeer merkwaardig.
Spálato is de zetel van een kantongeregt en van eene arrondissementsregtbank, van eene Kamer van koophandel, van een bisschop, van een domkapittel enz. Men heeft er 4 kloosters, een bisschoppelijk seminarium, een gymnasium, eene reaalschool, eene zeevaartschool en onderscheidene andere inrigtingen van onderwijs, een zieken- en een vondelingshuis, een schouwburg, een muséum van oudheden en ruim 12000 inwoners.
Aan de oostzijde der stad verheft zich het fort Grippi met een kruidmagazijn en eene versterkte kazerne. De haven is eenigermate verzand, doch aan hare verbetering wordt gewerkt. In 1875 verschenen er 1756 schepen met eene laadruimte van bijna 200000 ton.
Rondom de stad wint men wijn, ooft en groenten, — ook vervaardigt men er rosoglio en maraschino, en men heeft er touwslagerijen, zeepziederijen, tigchel werken, kalk- en cementfabrieken, looierijen, scheepstimmerwerven, kustvaart en een levendigen handel. Voorts vindt men er gas, eene volksbank en het aanvangsstation van den spoorweg naar Siveritz.
— In bovenvermeld keizerlijk paleis hield Diocletianus zijn verblijf na het verlaten van den troon. Toen in de 6de en 7de eeuw het nabijgelegen Salona verwoest werd, bouwden de inwoners dezer stad nieuwe woningen in den zetel van Diocletianus, en zoo ontstond aldaar eene kleine stad, die aanvankelijk Salonae Palatium, toen Spalatium en eindelijk Spálato genoemd werd. De voormalige vestingwerken zijn er nagenoeg gesloopt.