Samuël Thomas von Sömmering, een uitstekend geneeskundige, geboren den 28sten Januarij 1755 te Thom, studeerde te Göttingen, werd in 1778 hoogleeraar in de ontleedkunde te Cassel, in 1784 te Mainz, vestigde zich in 1798 als practisérend geneesheer te Frankfort aan de Main, werd in 1804 lid van de Académie van Wetenschappen te München, zag zich in 1805 benoemd tot lijfarts des Konings, vervolgens tot geheimraad en werd eindelijk in den adelstand opgenomen.
In 1820 keerde hij naar Frankfort terug en overleed aldaar den 2den Maart 1830. Zijne nasporingen over de hersenen en zenuwen, de zintuigen, het foetus, den bouw der longen enz. bezorgden hem eene plaats bij de eerste ontleedkundigen van Duitschland. Van zijne geschriften vermelden wij: „Vom Hirnund Rückenmarck (1788, 2de druk 1793”, — „Vom Bau des menschlichen Körpers (1791 — 1796, 6 dln; 3de druk 1839 —1845,8 dln)”, — „De corporis humani fabrica (1794 — 1801, 6 dln)”, — „De morbis vasorum absorbentium corporis humani (1795)”, — „Tabula sceleti feminini (1798)”, — „Abbildungen des menschlichen Auges (1801)”, — „Abbildungen des menschlichen Hörorgans (1806)”, — „Abbildungen des menschlichen Organs des Geschmacks und der Stimme (1806)”, — en „Abbildungen des menschlichen Organs des Geruchs (1809)”.
