Sjoemla of Sjoemna, eene stad en vesting in het Turksche Donau-ejaleet, in een dal gelegen, heeft onderscheidene moskeeën en minarets, alsmeds eenige Christelijke kerken, onder welke zich eene fraaije Armenische bevindt, een hecht kasteel, een arsenaal, onderscheidene kazernen en een militair hospitaal. Er worden voortreffelijke koperen voorwerpen vervaardigd, voorts: laken, leder, zijde enz., en er is een drukke handel. De bevolking telt er (zonder het garnizoen) 20000 zielen, van welke de helft de Mohammedaansche godsdienst belijdt. Sjoemla is de sterkste vesting van Turkije en een punt van strategisch gewigt, doordien de groote wegen van de Donauvestingen over den Balkan naar Roemelië zich hier vereenigen en men vanhier meester is van de oostelijke Balkanpassen, van de Donau-overgangen bij Roestsjoek en Silistria en van de havenplaatsen Varna en Balsjik.
De vestingwerken, na 1853 nog versterkt, bestaan hoofdzakelijk uit gedetacheerde forten, die eene groote legerplaats beveiligen. Driemaal zijn de Russische legers door dit bolwerk in hun togt gestuit, namelijk onder Romanzow (1774), Kaminski (1810) en Wittgenstein (1828). Bij laatstgenoemde gelegenheid werd de vesting verdedigd door Hoessein-pasja, doch Diebitsj trok haar in 1829 om. Sjoemla werd in 811 door keizer Nicephorus verwoest, in 1087 door keizer Alexius belegerd, in 1388 door de Turken onder Ali-pasja bij verdrag ingenomen, in 1649 en 1768 uitgelegd en versterkt. In het voorjaar van 1854 was deze stad het hoofdkwartier van Omarpasja en het centraalpunt der Turksche armee.