Onder dezen naam vermelden wij:
Péllegrino Luigi Odoardo, graaf Rossi, een verdienstelijk Italiaansch staatsman, geboren den 13den Julij 1787 te Carrara. Hij studeerde te Bologna, en werd in 1812 hoogleeraar in het strafregt aldaar. Daar hij echter door Murat in 1815 belast was met de betrekking van civiel commissaris in de Legatiën, nam hij na diens val de vlugt naar Frankrijk, en vestigde zich vervolgens te Genève, waar hij voorlezingen hield over geschiedenis, regtsgeleerdheid en staathuishoudkunde. Hij werd er in 1819 hoogleeraar in het Romeinsch regt en in het strafregt en in 1820 lid van den Grooten Raad der Republiek. Als lid van het bestuur der Republiek leverde hij in 1832 het ontwerp eener nieuwe grondwet (Pacte Rossi), zag zich tot regeling van de zaken der Poolsche uitgewekenen naar Parijs gezonden, trad er in 1833 in Fransche staatsdienst en verwierf in 1834 een leerstoel voor staathuishoudkunde aan het Collège de France, — voorts eenige maanden daarna dien voor constitutioneel regt aan de regtsgeleerde school te Parijs. In 1838 werd hij lid der Académie des sciences morales et politiques, in 1839 pair. Nu legde hij zijn professoraat neder en nam in 1840 zitting in den staatsraad, waar hij zich eerst met aangelegenheden van onderwijs en vervolgens met buitenlandsche zaken bezig hield. In 1845 vertrok hij als buitengewoon gezant naar Rome, ontving in 1846 den rang van ambassadeur en werd in den gravenstand opgenomen.
Hij bevorderde de verkiezing van Pius IX, en vooral de hervormingen, door dezen Paus aanvankelijk beoogd. Na de Februarij-omwenteling van 1848 verloor hij zijn gezantschapspost. Wegens zijne ijverige belangstelling in de ontwikkeling van Italië, werd hij te Bologna tot volksvertegenwoordiger gekozen,en na den val van Mamiani (14 September 1848) belastte hij zich in het nieuwe Kabinet van den Paus met de portefeuillle van Binnenlandsche Zaken, alsmede voorloopig met die van Policie en van Financiën; hij aanvaardde alzoo de moeijelijke taak, de Pauselijke heerschappij met de eischen der liberalen te verzoenen. Hij werd echter reeds den 15den November bij het openen van de Kamer van Afgevaardigden, op de buitentrap van het paleis der kanselarij door Santa Constantini, een dweepziek radicaal, vermoord. Dit gruwelstuk was het sein tot den opstand, die den 29sten November gevolgd werd door de vlugt van den Paus. Van de geschriften van Rossi noemen wij: „Traité du droit pénal (1839, 3 dln; 2de druk 1855)”, — „Traité du droit constitutionnel Français (1836; 2de druk 1877, 4 dln)”, — en „Cours d’économie politique (1839—1841, 2 dln, 4de druk 1865)”.
Gian Battista de Rossi, een uitstekend Italiaansch oudheidkundige. Hij werd geboren den 23sten Februarij 1822 te Rome en ontving eene wetenschappelijke opleiding. Voorts zich wijdende aan de archaeologie, behandelde hij de Christelijke opschriften uit de eerste eeuw onzer jaartelling en bepaalde zich toen bij een grondig onderzoek der Catacomben (zie aldaar). Van zijne hoogst merkwaardige geschriften vermelden wij; „Inscriptiones christianae urbis Romae septimo seculo antiquiores (1857)”, — „Roma sotterranea cristiana (1864—1867, 2 dln met platen)”, — en „Musaici christiani (1872 enz.)”. Ook leverde hij belangrijke opstellen in het door hem geredigeerde „Bulletino di Archeologia Christiana”. Hij is hoogleeraar aan de univerteit te Rome, lid van de Pontificia Accademia d’Archeologia, sedert 1877 eerelid van de Académie te Weenen, en lid van onderscheidene geleerde genootschappen.
Ernesto Rossi, een vermaard Italiaansch tooneelspeler, den zoon van een voormalig officier van Napeleon I en geboren te Livorno in 1830. Hij verliet de academie te Pisa, waar hij in de regten studeerde, om zich aan het tooneel te verbinden en trad reeds in 1846 te Genua op. Later behoorde hij tot de leerlingen van den uitstekenden acteur Modena, speelde in 1847 te Milaan, in 1852 te Turijn en in 1855 ten tijde van de Wereldtentoonstelling te Parijs met Ristori. Daarna volbragt hij kunstreizen in de Oude en Nieuwe Wereld, en trad op te Weenen en te Parijs (1866), en hier zelfs in het Théâtre Français. In 1869 begon hij te Lissabon zich met hoofdrollen uit de stukken van Shakspere te belasten en bezocht voorts de voornaamste steden van Europa. Zijne meest vermaarde rollen zijn die van Othello, Hamlet, Faust, de Cid, Lodewijk XI (in een treurspel van Delavigné) en Nero (in „Nerone artista” van Cossd). Hij is een realist, die ook het vreeselijke en gruwelijke op indrukkende wijze weet voor te stellen. Als dramatisch schrijver leverde hij eindelijk onderscheidene stukken, bijv:„Adèle (voor Ristori)”.
Henriette, gravin Rossi, zie Sontag.