Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Rosmarijn

betekenis & definitie

Rosmarijn (Salvia Rosmarinus) werd te voren als een afzonderlijk geslacht onderscheiden van Salvia uit de familie der Lipbloemigen, doch Spenner en Schleiden hebben aangewezen , dat het kenmerk, aan den meeldraad ontleend, niet als zoodanig kan worden beschouwd, zoodat men de rosmarijn als eene soort van het geslacht Salvia moet aanmerken. Zij is een altijdgroene heester met aschgraauwe, stomp-vierkante takken en met viltige twijgen. De bladeren zijn eenigzins lederachtig, aan de randen omgekruld, van boven gegroefd-rimpelig en glanzig donkergroen, van onder grijsachtig berijpt. Okselstandige, dunne takjes dragen eenige bloemen, die schijnbaar in trossen zijn gerangschikt.

De kelk heeft eene afgeknotte, 3-tandige bovenlip en eene 3-tandige onderlip. De bloembuis is gesloten, klokvormig, en midden op de onderzijde bultig, de bovenlip gespleten met omgeslagen slippen, de onderlip 3-spletig; de zijdelingsche afdeelingen zijn halftongig en omgeslagen, de middenste is aan de basis wigvormig en van boven eirond. De 2 meeldraden zijn boogvormig. De bloemen zijn witachtig met grijsblaauwe vlekken. Deze heester groeit op rotsen en muren langs de kust der Middellandsche Zee en bloeit gedurende het geheele jaar met een zeer specerijachtigen geur. De bladeren en bloemen werden voorbeen als Herba en Flores roris marini in de geneeskunde gebruikt. Men ziet in bijgaande figuur in a een stengel op 1/3de der natuurlijke grootte, in b eene bloem van ter zijde op 3-voudige grootte, in c eene bloemkroon van ter zijde, in d laatstgenoemde uitgerold, in e deze van voren op 4 voudige grootte, en in f eene vrucht op 6-voudige grootte.

< >