Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Muschelkalk

betekenis & definitie

Muschelkalk, in het Fransch calcaire conchilien of terrain conchilien, is de naam van eene dikke kalkbedding, die in Midden-Europa en verder oostwaarts de bonte zandsteenvorming bedekt. De naam is ontstaan door het feit, dat vele lagen dezer geologische vorming een grooten overvloed van fossielen bevatten, vooral van afdrukken van schelpen op steenkernen.

In Noord- en Midden-Duitschland ligt de muschelkalk op den bonten zandsteen en onder het keuper, zoodat Alberti ze zamen met den naam van trias bestempeld heeft. Naar zijne kleur noemde Merian den muschelkalk bij Basel ook rookgraauwen kalksteen. Onder de versteeningen in den muschelkalk heeft men tot nu toe geene zoogdieren of vogels gevonden, maar wèl gevinde sauriërs (Nothosaurus, Conchiosaurus enz.), — voorts de platte, groote tanden van Placodus en vele overblijfselen van visschen, zooals de schubben van Gyrolepis en de tanden van Psamodus, Acrodus en Hybodus. Eerst hier ontdekt men overblijfselen van Decapoden of kreeften (Pemphyx), van Cephalopoden (zeldzame Ammonieten, zooals Arcestes dux), vele Ceratieten (inzonderheid Ceras nodosus), Nautilieten (Nautilus bidorsatus) en inktvisschen (Ryncholithus).

Tot de tweeschalige weekdieren behooren er Pecten discites, Gervillia socialis, Terebratula vulgaris en bovenal het geslacht Myophoria met een groot aantal soorten. Van de straaldieren uit den muschelkalk vermelden wij de overblijfselen van zeeleliën (Encrinus liliiformis), die aanzienlijke lagen vormen, terwijl die van zeesterren en zeeëgels meer verstrooid voorkomen. Koralen zijn er zeldzaam, hoewel men er een sponskoraal (Rhizocorallium Jenense) in groote hoopen aantreft, en ook overblijfselen van planten heeft men er nagenoeg niet opgemerkt.

De muschelkalk bestaat in Midden- en Noord-Duitschland uit 3 lagen. De onderste is de golvenkalk, en dan volgen de anhydrietgroep en de kalksteen van Friedrichshall. In de bovenste laag vindt men de meeste versteeningen. De muschelkalk te Tarnowitz in Pruissen bevat voorts zilverhoudenden loodglans, galmei en ijzererts, en men vindt een en ander ook in den muschelkalk bij Wiesloch in Baden.

Geheel anders is de verdeeling van den muschelkalk in de Alpen en Carpathen. Hij draagt hier den naam van Virgloriakalk en splitst zich in eene onderste en bovenste afdeeling. De eerste bevat den brachiopoden- en de tweede den cephalopodenkalk. De geheele muschelkalkvorming is hier rijker aan cephalopoden van verschillende geslachten, vooral van het geslacht Arcestes en met keupervormingen bedekt. De muschelkalk ontbreekt in Engeland en ook in het westen van Frankrijk, althans in het noordelijk gedeelte van dit land.

Het merkwaardigste gewest der muschelkalkvorming is Duitschland, waar zij als bouwsteen gebezigd wordt en op enkele plaatsen veel zout bevat. Zij is meer geschikt voor den bosch-, dan voor den landbouw.