Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hulshoff

betekenis & definitie

Hulshoff. Onder dezen naam vermelden wij:

Allard Hulshoff, een verdienstelijk Nederlandsch godgeleerde. Hij werd geboren te Groningen in Februarij 1734, studeerde aldaar in de genees-, wis- en natuurkunde en zag zich in 1755 bevorderd tot doctor in de wijsbegeerte. Daarna oefende hij zich in de godgeleerdheid onder de leiding van Tjerk Nieuwenhuis, hoogleeraar aan de kweekschool der Doopsgezinden te Amsterdam, werd reeds in 1758 tot proponent bevorderd en aanstonds beroepen tot predikant te Makkum. Vanhier vertrok hij in 1760 als zoodanig naar Amsterdam, waar hij met grooten lof gedurende 35 jaar werkzaam was en den 30sten Julij 1795 overleed. Zijne rigting was eene Christelijkwijsgeerige, zooals blijkt uit zijne „Kerkelijke redevoeringen”, in 4 deelen een jaar na zijn dood uitgegeven. Gedurende zijn leven gaf hij in het licht: „Beschouwing der beste wereld of philosophische bedenkingen over Gods goedheid en wijsheid, de vrijheid der menschen en hunnen staat in dit en het toekomend leven (1858)”, — „Verhandeling over de zedelijke opvoeding: de vrijheid omtrent de onkunde en de beoordeeling van het bewijs voor Gods aanwezen uit de onvolmaaktheid onzer zelfkennis, opgegeven door Mozes Mendelszoon”, bekroond door de Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem, — „De fundamento potestatis Dei legislatoriae (1766)”,— „De cartesiana demonstratione existentiae divinae a priori, ex notione entis perfectissimi et necessarii (1768)”, — een antwoord op de vraag: „Utrum Deus ex mero suo arbitrio potestatem suam legislatoriam, an vero ita, ut ratio humana etiam legum divinarum perfectionem perspiciat, exerceat (1770)”, — „Dissertatio, qua demonstratur res hoc universum constituentes non necessario existere, sed ab ente necessario esse creatas”, welke laatste 4 door het Stopiaansch Legaat werden bekroond, — voorts verhandelingen: „Over de onsterfelijkheid der ziel”, — „Over de Goddelijke hartstogten”, — en „Over den aard en inrigting der bewijzen, vereischt tot eene gegronde en volkomene overtuiging aangaande de goddelijkheid der Christelijke openbaring”, alle drie bekroond door Teylers Genootschap. Ook vindt men van hem geschriften in de „Verhandelingen” van het Haagsch Genootschap, — in de „Mémoires de l’Académie Royale des Sciences et belles lettres” enz. Eindelijk noemen wij nog: „Zeno over ongeloof en zeden”, — „Philosophische gesprekken over de voldoening (1797)”, — „De bestaanbare Protestant regtzinnig” — en eene „Lijkrede op Klaas de Vries”.

Maria Aletta Hulshoff, eene dochter van den voorgaande. Zij werd geboren te Amsterdam den 30sten Julij 1781 en liet zich in een veelbewogen tijd vervoeren tot staatkundige dweeperij, zoodat zij in 1806 eene „Oproeping aan het Bataafsche volk” in het licht gaf, welke groot opzien baarde, als gerigt tegen de Fransche overheersching. Algemeen werd dit vlugschrift verspreid, doch weldra verboden en opgehaald. Zij zelve werd door de justitie bedreigd, zoodat hare moeder, om vervolgingen te voorkomen, tot de Amsterdamsche regering het verzoek rigtte, hare dochter in een krankzinnigengesticht te plaatsen. Hierop echter werd geen besluit genomen, en de justitie, onderrigt dat zij zich in een kelder op de Brouwersgracht verborgen hield, zocht zich van haar meester te maken. Den nacht te voren evenwel was zij reeds met een rijtuig met 4 paarden naar elders gebragt.

Niettemin geraakte zij in de omstreken van Bentheim in hechtenis en werd over Deventer en Harderwijk naar Amsterdam teruggevoerd. Bij het verhoor rekende zij zich niet gehouden op alle vragen te antwoorden, en de Raadpensionaris achtte het van belang, het daarheen te leiden, dat de ouders of naastbestaanden van het meisje eenvoudig gelast werden om haar te doen bewaken tegen de nadeelige gevolgen, die eene zoodanige geëxalteerde verbeeldingskracht kon te weeg brengen. Niettemin moest zij geruimen tijd in de gevangenis doorbrengen. Na het herkrijgen der vrijheid, wijdde zij zich aan werken der weldadigheid. Zelve eene hoogst eenvoudige, ja armoedige levenswijze leidend, zocht zij met zelfverloochenende liefde het heil van behoeftigen te bevorderen, en overleed te Amsterdam omstreeks het jaar 1840.

Willem van Oosterwijk Hulshoff, een broeder van de voorgaande. Hij werd geboren te Amsterdam in 1771, ontving eene uitstekende opleiding, studeerde aan het athenaeum en aan de kweekschool der Doopsgezinden te Amsterdam, en werd in 1792 proponent. Daarna studeerde hij te Utrecht in de wis-en natuurkunde, doch overleed reeds den 17den Mei 1793. Schoon naauwelijks 22 jaren oud, had hij zijne verhandelingen over „Jozef en zijn kinderliefde en trouw ter navolging aangeprezen” en over „Het wederzien in de eeuwigheid” door het Haagsch Genootschap met zilver bekroond gezien, terwijl de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen zijn „Geschiedenis van Jozef voor kinderen” de gouden penning waardig keurde. Ook vindt men in het Nieuwe Magazijn van Wetenschappen eene verhandeling van hem: „Over het nut onzer onkunde wegens toekomende gebeurtenissen”.

< >