Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Heydt

betekenis & definitie

Heydt (August von der), een verdienstelijk Pruissisch staatsman, geboren te Elberfeld den 15den Februarij 1801, wijdde zich aan den handel, verkeerde geruimen tijd in Frankrijk en Engeland, en kwam daarna met 2 zijner broeders aan het hoofd der vaderlijke bankierszaak te Elberfeld. Hoewel nog jong, werd hÿ weldra lid van den gemeenteraad aldaar, en was er vervolgens gedurende eene reeks van jaren voorzitter van de handelsregtbank. In 1841 vertegenwoordigde hij zijne geboortestad op den Provincialen Landdag, en in 1842 woonde hij te Berlijn de zittingen bij van de commissiën uit de verschillende Standen. Hier ijverde hij met kracht voor eene constitutionéle staatsregeling.

Niettemin wees hij in 1848 het lidmaatschap der Nationale Vergaderingen te Frankfort en te Berlÿn van de hand, alsmede eene portefeuille in het ministérie Pfuel-Dichman. Eerst nadat de Pruissische Nationale Vergadering naar Brandenburg verplaatst was, aanvaardde hÿ het mandaat van vertegenwoordiger in het kiesdistrict Elberfeld, en nam den 4den December, den dag der ontbinding van de Pruissische Nationale Vergadering, zitting in het ministérie Brandenburg-Manteuffel. In deze betrekking bewees hij als hoofd van het departement voor Handel, Nijverheid en Openbare werken, — voorts na 1851 als chef der Pruissische bank belangrijke diensten. Na de aftreding van genoemd bewind behield hij in het kabinet Hohenzottern zijne portefeuille. Toen het liberale ministérie Auerswald-Sckwerin in 1862 zijn ontslag nam, aanvaardde von der Heydt in het nieuwe ministérie Hohenholtz-Itzenplitz de portefeuille van Financiën. Bij de botsingen tusschen de kroon en de vertegenwoordiging ter gelegenheid der militaire reorganisatie zocht hij zijn bemiddelenden invloed te doen gelden. Toch gelukte het hem niet de gunst der liberale meerderheid te winnen. Eene door hem voorgestelde conversie werd niet goedgekeurd, en toen von Bismarck in 1862 aan het hoofd kwam van het kabinet, legde hij zijne portefeuille neder.

Niettemin ondersteunde hij de regéring in het Huis van Afgevaardigden, zag zich in den stand der vrijheeren opgenomen, en nam in 1866 op nieuw als minister van Financiën zitting in het kabinet. Pruissen stond toen gereed om oorlog te voeren tegen Oostenrijk en wenschte daartoe over voldoende middelen te kunnen beschikken, zonder tot eene leening over te gaan. Die wensch werd door von der Heydt niet alleen ten volle bevredigd, maar na het eindigen van den strijd toonde hij aan, dat de geldmiddelen van Pruissen zich in zoo goeden staat bevonden, dat men verschillende belangrijke plannen ten uitvoer kon brengen. Om aan de spanning, door bovenvermelde botsingen ontstaan, een einde te maken, droeg hij de „indemniteitswet” voor, volgens welke het beheer, zonder goedkeuring der Vertegenwoordiging in de jaren 1862 tot 1865 gevoerd, beschouwd zou worden als wettig. Dat ontwerp werd aangenomen, en de Landdag gaf daarenboven zijne goedkeuring aan het besteden van 60 millioen thaler als buitengewone kosten voor Oorlog en Marine. Later werden de financiële omstandigheden des lands wegens kwijning van den handel, mislukte oogsten enz. minder gunstig. Wegens zijne wankelende gezondheid had von der Heydt reeds meermalen ontslag gevraagd. Hij ontving het eindelijk in 1869 tegelijk met de orde van den Zwarten Adelaar, en overleed te Berlijn den 13den Junij 1874.

< >