Hauser (Kaspar), een vermaard vondeling, werd den 26sten Mei 1826 des namiddags tusschen 4 en 5 uur op de markt te Nürnberg door een aldaar wonenden burger opgemerkt. Hij was gekleed als een boerenjongen en had een brief bij zich aan den ritmeester bij het 4de eskadron van het 6de regement ruiterij te Nürnberg. Nadat men hem bij dezen gebragt had, werd spoedig ontdekt, dat hij met betrekking tot taal en manieren in eene nagenoeg volslagen onwetendheid verkeerde. Op een blad papier schreef hij echter met flinke letters zijn naam.
Hij had den vermoedelijken ouderdom van 16 of 17 jaar bereikt, was wat breed van schouders, doch voor ’t overige evenredig van ligchaamsbouw, bijzonder blank en fijn van huid, en men kon niet opmerken, dat hij ooit schoenen gedragen had. Hij versmaadde alle spijzen en dranken, behalve brood en water, en hij kon slechts weinige woorden spreken in oud-Beijerschen tongval. Hij had een zakdoek bij zich, gemerkt met de letters K. H. In den brief gaf de schrijver zich uit voor een armen daglooner, bezwaard met 10 kinderen, en verklaarde, dat deze knaap den 7den October 1812 door eene onbekende vrouw vóór zijne deur was nedergelegd, — dat hij het kind had opgevoed en onderrigt gegeven in lezen, schrijven en de godsdienstleer, en dat het nu dienst zocht bij de ruiters. In dien brief lag een andere van zijne moeder; in dezen, met Latijnsche letters geschreven, werd vermeld, dat zij een arm meisje was, die het kind den 30sten April 1812 had ter wereld gebragt, en dat zijn vader, behoorende tot het 6de regement chevauxlegers te Nürnberg, niet meer in leven was. Het gemeentebestuur van Nürnberg zorgde voor den hulpeloozen, verwaarloosden jongen.
Allengs vernam men van dezen, dat hij van zijne kindsheid af, enkel gekleed met hemd en broek, in een donker en naauw hok bij water en brood was opgevoed, en dat hij verzorgd werd door een man, die zich niet vertoonde, voordat het kind sliep of door slaapmiddelen bewusteloos was gemaakt. Eerst vóór korten tijd was deze man gekomen om, hem schrijven en loopen te leeren. Dit verhaal werd de bron van tallooze gissingen. Kaspar Hauser werd door den één beschouwd als de telg van een vorstelijken stam, door den ander als het rampzalig slagtoffer der eigenbaat, welke zich van eene erfenis wilde meester maken. Intusschen waren er ook, die de geheele zaak als eene mystificatie aanmerkten. Kaspar Hauser werd in 1828 toevertrouwd aan de leiding van professor Daumer, en de geschiedenis zijner opvoeding is hoogst belangrijk, daar het bleek, dat zijne oorspronkelijke weetgierigheid, zijn verbazend geheugen en zijn scherp waarnemingsvermogen in dezelfde verhouding afnamen, waarmede de kring zijner kennis zich uitbreidde. Intusschen maakte hij weinig vorderingen. Den 17den October 1829 vond men hem met eene bloedende voorhoofdswond, en hij verhaalde, dat een man met een zwart hoofd hem een slag had toegebragt.
Dit voorval verwekte algemeene opschudding, en hij werd nu ten huize van een magistraatspersoon door 2 soldaten bewaakt. Onder de vele vreemdelingen, die hem kwamen zien, behoorde ook lord Stanhope. Deze nam hem aan als pleegzoon en zond hem tot verdere ontwikkeling naar Ansbach. Hier was hij werkzaam op een bureau, waar hij zich volstrekt niet door ijver onderscheidde, zoodat hij allengs vergeten werd, totdat zijn dood op nieuw de opmerkzaamheid op hem vestigde. Een vreemdeling had hem uitgenoodigd tot eene zamenkomst in den tuin van het kasteel, onder voorwendsel, dat hij hem berigten mededeelen zou omtrent lord Stanhope en omtrent zijne afkomst, maar bragt hem op verraderlijke wijze eene diepe wonde toe in de zijde. Kaspar Hauser had nog kracht genoeg om zijne woning te bereiken en deze omstandigheden mede te deelen, doch overleed reeds den 17den December 1833, drie dagen na zijne verwonding. Daumer, Feuerhach, Broch enz. hebben geschriften uitgegeven omtrent dien geheimzinnigen vondeling.