Hassenfratz (Jean Henri), een Fransch scheikundige en vooral bekend door zijne deelneming aan de groote Revolutie, werd geboren te Parijs den 20sten December 1755, ging op jeugdigen leeftijd naar Martinique en hield na zijn terugkeer in zijne geboortestad zich bezig met timmeren. Later was hij werkzaam onder de leiding van den Koninklijken geograaf Beauvin en zag zich in 1780 benoemd tot aardrijkskundig ingenieur. In 1783 volbragt hij op last van het gouvernement eene reis door Stiermarken en Carinthië, om zich met de bewerking van ijzer en staal bekend te maken. Voorts begaf hij zieh naar Hongarije en een gedeelte van Duitschland, om er de mijnontginning gade te slaan.
Na zijn terugkeer werkte hij in het laboratorium van den beroemden Lavoisier. Inmiddels blaakte hij van geestdrift voor de Omwenteling en werd lid van de club der Jacobijnen, poogde evenwel de gruwelen van het Schrikbewind zooveel mogelijk te verzachten, en werd lid van den revolutionairen gemeenteraad van Parijs. De uitvoering van het besluit, dat de Girondijnen in den nacht van 31 Mei zouden gevat worden, verschoof hij tot den volgenden ochtend, en hierdoor redde hij het leven van velen. Allengs moediger geworden, waagde hij het meermalen, zich tegen den gemeenteraad te verzetten. Van zijne geschriften uit dien tijd vermelden wij: „Catéchisme militaire ou manuel du garde national (1796)’", — en „Cours ré-volutionnaire d’administration militaire (1794)”. In 1793 werd hem door den minister van Oorlog Servan het opzigt over de munitie toevertrouwd.
Voorts verwierf hij groote verdiensten bij de reorganisatie der militaire school en bij de stichting der polytechnische school, alwaar hij in 1794 benoemd werd tot hoogleeraar in de natuurkunde. Zijne vijanden wisten echter te bewerken, dat in 1795 een bevel van inhechtenisneming tegen hem werd uitgevaardigd, waaraan hij echter door eene vlugt naar de Ardennen ontsnapte. Weldra riep men hem terug, om zijne lessen aan de polytechnische school weder op te vatten; ook werd hij lid van het Instituut en hoogleeraar aan eene in 1797 opgerigte mijnschool. In 1814 ontving hij een eervol ontslag met behoud van het volle tractement, doch dit laatste werd hem reeds in 1815, onder de Restauratie, ontnomen. Hij overleed te Parijs den 26sten Februarij 1827. Van zijne wetenschappelijke geschriften noemen wij nog: „Sidérotechnie, ou l’art de traiter les mineraux de fer (1812, 4 dln)”, — „Dictionnaire physique de l’encyclopédie (1816—1821, 4 dln)”, — en „Traité théorique et pratique de l'art de calciner la pierre calcaire etc. (1825)”.