Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Geinitz

betekenis & definitie

Geinitz (Hans Bruno), een verdienstelijk geognost en palaeontoloog, geboren te Altenburg den 1sten October 1814, bezocht er het gymnasium, kwam toen als leerling in eene apotheek, en studeerde vervolgens te Berlijn en te Jena. Nadat hij den doctorsrang in de wis- en natuurkunde verworven had, werd hij in 1838 hulpleeraar aan de technische school te Dresden, en weldra tevens leeraar in al de natuurkundige vakken aan het opvoedingsgesticht van Blochmann, alsook inspecteur van het Koninklijk Kabinet van delfstoffen. Nadat dit laatste door de vlammen vernield was, zorgde hij voor de doelmatige inrigting van het nieuwe muséum, en werd er in 1850 hoogleeraar in de mineralogie aan de technische school, die inmiddels in eene polytechnische was herschapen, en in 1857 directeur van het geologisch muséum. Van zijne talrijke merkwaardige geschriften noemen wij: „Charakteristik der Schichten und Petrefacten des sächsisch-böhmischen Kreidegebirgs (1839—1842, 2de uitgave 1850)”, — „Ueber die Braunkolen Sachsens (1840)”, — „Gäa von Sachsen (1843)”, — en „Grundrisz der Versteinerungskunde (1846)”.

Later legde hij zich hoofdzakelijk toe op de kennis der secundaire watervormingen, zooals blijkt uit zijne geschriften: „Der Quadersandstein oder das Kreidegebirge in Deutschland (1846— 1850)", — en „Das Quadergebirge oder die Kreideformation in Sachsen (1850)”. Voorts schreef hij: „Die Versteinerungen des deutschen Zeehsteingebirgs (1848)”, —„Versteinerungen der Grauwackenformation in Sachsen (1852, 2 dln)”, — „Die Steinkohlen Deutschlands und anderer Staaten Europas (1865)”. Sedert 1863 redigeert hij met Leonhard het „Neue Jahrbuch für Mineralogie, Geologie und Paläontologie”.

< >