Foltz (Philipp), een uitstekend Duitsch schilder, geboren te Bingen den 11den Mei 1805, bezocht het gymnasium te Mainz, maar wijdde zich weldra aan de kunst. Na grondig onderrigt te hebben ontvangen van zijn kunstlievenden vader, ging hij in 1825 naar München en werkte er onder de leiding van Cornelius aan de fresco’s der Glyptotheek. Later schilderde hij met Schilchen eenige tafereelen uit de geschiedenis van Beijeren, alsmede een aantal allegorische figuren. In het nieuwe kasteel versierde hij, bijgestaan door Wilhelm Lindenschmitt, de studeerkamer des Konings met 23 voorstellingen uit de balladen en drama’s van Schiller, waarna hij alleen de eetkamer der Koningin beschilderde met 32 tafereelen uit de gedichten van Burger.
Tot zijne eerste en beste stukken behooren „Eene Soeliotische vrouw, de wacht houdend”, — „De herderin, op den jongen wachtend”, — en „Grieksche vrouwen, gewonden verplegend op het slagveld.” In 1837 ging hij naar Rome, waar hij eene „Heilige familie” schilderde, alsmede den „Graaf van Habsburg”, en „Des Sangers Fluch (naar Uhland)”, welk laatste stuk voor het muséum te Keulen werd aangekocht. In 1839 keerde hij naar Duitschland terug en schilderde veldslagen, jagten en eene „Bedevaart in het gebergte”. Later versierde hij de badkamer van koning Maximïliaan II, en tooide het paleis Schönborn met overleveringen uit de Rijnstreek, terwijl hij er de plafonds opluisterde met de 4 tijden van den dag en met de góden van Griekenland, aan de menschen mededeelend wat goed en schoon, aangenaam en streelend is. Voorts schilderde hij: „Frederik I Barbarossa en Hendrik de Leeuw”, — „Eene vrouw met een kind”, — „Eene Madonna”, enz. Foltz heeft als professor van de Académie te München reeds een aantal uitmuntende leerlingen gevormd.