Dickens (Charles), aanvankelijk schrijvende onder den pseudoniem Boz, bekleedt onder de humoristische Engelsche romanschrijvers onzer eeuw den eersten rang. Hij werd geboren te Portsmouth den 7den Februarij 1812, ontving zijne opvoeding te Londen en te Chatham en onderscheidde zich reeds vroeg door zijne leergierigheid.
Hij kwam in dienst bij een advocaaten had aldaar gelegenheid, om zich met het volksleven bekend te maken. Nadat hij zich met ijver op de letteren had toegelegd, werd hij reporter of berigtgever voor dagbladen, en behoorde vervolgens tot de redactie van den „Morning Chronicle”, waarin hij zijne „Sketches of London” leverde, die later verzameld en met teekeningen van Cruikshank uitgegeven zijn (1836—1837, 2 dln)”. Kort daarna verschenen zijne „Pickwickpapers (1837—1838)” in wekelijksche afleveringen, geheel en al uit het dagelijksch leven geput en in humoristischen trant behandeld; zij werden eerst koel opgenomen, maar vonden weldra een verbazenden bijval. Daarop volgden: „Oliver Twist”,— „Nicholas Nickleby”, — „Master Humphrey’s clock (1840)”, — „Barnaby Rudge (1841)”, — „Martin Chuzzlewit (1843—1844)”, — alsmede zijne kerstvertellingen, zooals „Christmas Carol”, — „Chimes (1844)”, — „Cricket on the hearth (1844)”, — en „Battle of life", — voorts de roman „Dombey and son(1848)r.— „Notes on America (1842)”, — en „Pictures from Italy (1846)”.
In 1850 stichtte hij het tijdschrift „Household words”, hetwelk in 1859 door „All the year round” vervangen werd. Ook kwam van hem „A child’s history of England (1852—1853, 3 dln)” in het licht. Ijverig nam hij deel aan de oprigting van een genootschap tot ondersteuning van oude, behoeftige letterkundigen en onderscheidde zich op vergaderingen door zijn talent als dramatisch redenaar.
Ook schreef hij in dien tijd zijn „David Copperfield (1849—1850)"’, die door velen als eene beschrijving van zijne eigene lotgevallen en tevens als zijn beste roman wordt beschouwd, —verder „Bleak House (1852)” — „Hard Times”, — en „Little Dorrit”. Daarop volgden „Tale of two cities (1859)” — „Great expectations (1861)”, — „Our mutual friend (1864)",—en de kerstvertellingen „Mrs Lirripers legacy (1864)”,— „Dr. Marjold’s prescriptions (1865)”, —„Mugby Junction (1866)”, enz.
In dien tijd had hij reeds sedert een 15-tal jaren in Engeland gedurende de wintermaanden voorlezingen gehouden uit zijne werken en daarbij den grootsten bijval ondervonden. In 1867 begaf hij zich op dringende uitnoodiging uit Amerika met hetzelfde doel derwaarts en was er het voorwerp eener algemeene hulde. Na zijn terugkeer maakte hij in 1868 een aanvang met eene reeks van voorlezingen, die hij zijne „Farewell readings” noemde, daar zijne ligchaamszwakheid hem voorspelde, dat zij ongetwijfeld de laatste zouden zijn. Hjj bevond zich dan ook in de noodzakelijkheid, om ze in Mei 1869 af te breken, en eerst in Maart 1870 kon hij de reeks voleindigen.
In het begin van April 1870 verscheen de eerste aflevering van zijn roman „The mystery of Edwin Drood”, die al dadelijk groote belangstelling wekte. Den 9den April had hij eene zamenkomst met de Koningin, die bij herhaling den wensch had uitgesproken om aan den verdienstelijken novellist een openlijk blijk te geven van hare hooge waardering van zijne talenten, — ’t geen te moeijelijker was, omdat Dickens alle titels en waardigheden op beslissenden toon afwees.
Inmiddels verergerde de toestand zijner gezondheid; hij begaf zich tegen het einde van Mei naar zijn buitenverblijf Gads-Hill bij Rochester en overleed er na een aanval van beroerte op den 9den Junij 1870. Zijn stoffelijk overschot werd in de Westminster-abdij naast dat van andere beroemde Engelsche letterkundigen ter aarde besteld.
De geschriften van Dickens zijn ware volksboeken. Zij zijn aan het volksleven ontleend,— de personen, die wij er in -aantreffen, zijn zoodanige als wij kennen, doch eenigzins geïdealiseerd in geestigheid en gemoedelijkheid, zoodat de schrijver door de voorstelling hunner gevoelens, woorden en daden bij afwisseling een glimlach en een traan bij zijne lezers te voorschijn roept. Hij blijft evenzeer verwijderd van meêdoogenlooze satyre als van ziekelijke sentimentaliteit , en overal heerscht in zijn geschriften een geest van frischheid, opgeruimdheid en goedhartigheid, die onweerstaanbaar boeit en weldadig werkt. Dat zij in alle beschaafde talen — ook in het Nederlandsch — zijn overgezet, behoeven wij naauwelijks te vermelden.