Delfosso, een Belgisch staatsman, geboren te Luik den 9den Maart 1801, studeerde in de regten en vestigde zich als advocaat in zijne geboortestad, werd er lid van Gedeputeerde Staten der provincie en in 1840 lid van de Kamer van Afgevaardigden te Brussel. Hij was er vice-president van 1848 tot 1852, en zijne welsprekendheid hielp den storm bezweeren, die België bij het uitbarsten der Fransche Februarij-revolutie bedreigde. Gedurig werden hem ministeriële portefeuilles aangeboden, en toen in 1854 en 1855 de Koning zelf hem uitnoodigde om een Kabinet te vormen, verklaarde hij, dat hij voor zoo iets geene geschiktheid had. Hij was van 1852 tot 1854 president der Kamer en leidde de vergaderingen tot genoegen van beide partijen.
Toen echter het ministérie Vilain XIVDedecker optrad, legde hij het voorzitterschap neder en hernam zijne plaats aan de linkerzijde. Het tweede kabinet Rogier—Frëre verleende hem den eeretitel van „minister van Staat”. Zijne geschokte gezondheid noodzaakte hem om in 1858 voor het mandaat van volksvertegenwoordiger te bedanken; hij verviel vervolgens tot krankzinnigheid en stortte zich den 22sten Februarij van laatstgenoemd jaar uit het raam. Bijna 100000 menschen vormden den lijkstoet van dezen edelen man en nuttigen burger, wiens vaste beginselen tegenstand, maar geene vijandschap wekten.