Onder dezen naam vermelden wij :
Johan Diederich Deiman, een verdienstelijk godgeleerde. Hij werd geboren te Hage in Oost-Friesland den 9den April 1732, studeerde te Halle en was achtereenvolgens Luthersch predikant te Zierikzee, Zwolle, Utrecht en Amsterdam, en overleed den 9den April 1783. Hij onderscheidde zich door zijne vrijzinnigheid en schreef, behalve leerredenen, „Katechetische aanleiding tot de kennis der Christelijke leere (1777, 4de druk 1790)”, terwijl hij vele belangrijke Duitsche werken in het Nederlandsch vertaalde.
Johan Rudolph Deiman, een broeder van den voorgaande en den 28sten Augustus 1743 te Hage geboren. Hij studeerde te Halle in de geneeskunde, vestigde zich te Amsterdam, werd lijfarts van koning Lodemijk, en overleed den 16den Januarij 1808. Hij werkte mede tot de zamenstelling der „Pharmaeopaea Batava”, en schreef onder anderen „Geneeskundige proeven en beschouwingen over de gunstige werking der electriciteit in verschillende ongesteldheden (1779)”, — en „Over het nut en nadeel der kina”, bekroond door de Koninklijke Maatschappij van Geneeskunde te Parijs in 1785.
Albertus Joachim Deiman, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Amsterdam in 1774, studeerde te Leiden in de regten, en zag reeds in 1793 eene door hem geschrevene verhandeling door het genootschap Mathesis scientiarum genitrix bekroond. Na zijne promotie vestigde hij zich te Amsterdam, en bestuurders van het Stolpiaansch legaat wezen hem de gouden eerepenning toe voor zijne verhandeling „De pugna officiorum”. Ook als dichter was hij niet van gaven ontbloot; hij overleed op den 18den Januarij 1818.