Een van de meestberoemde kruidkundigen van den nieuweren tijd, was de telg van een adellijken stam uit Provence in Frankrijk. Zijne voorouders namen in 1558 wegens geloofsvervolgingen de wijk naar Genève, alwaar hij den 4den Februarij 1778 geboren werd.
Nadat hij het gymnasium zijner geboorteplaats bezocht had, nam hij het besluit, om zich aan de beoefening der geschiedenis te wijden, doch een langdurig vertoef op het vaderlijk buitenverblijf te Yverdun en bovenal de voorlezingen van Vaucher (1796) gaven aan zijne studiën eene andere rigting. Hij spoedde zich naar Parijs, waar hij zich aanvankelijk met scheikunde bezig hield, maar zich meer en meer wendde tot de kruidkunde. In zijn uitmuntend „Essai sur les propriétés médicales des plantes (1804, 2DE uitgave 1816)” deed hij eene poging, om de kruidkunde in verband te brengen met de natuur- en scheikunde. In 1802 werd hij beroepen als hoogleeraar te Genève, doch hij bleef te Parijs en hield in 1804 aan het Collége de France zijne eerste botanische voorlezingen. In dat jaar deed hij ook het eerste deel van de „Flore Française” in het licht verschijnen, — zijn werk, hoewel de naam van Lamarck op den titel stond. Op last der regéring doorreisde hij vervolgens de verschillende gewesten van Frankrijk en Italië, om er kruid- en landbouwkundige onderzoekingen te doen.
Reeds in 1807 was hem eene hoogleeraarsbetrekking opgedragen te Montpellier; hij aanvaardde die in 1810, doch legde ze neder na de Restauratie, waarna hij zich naar Genève begaf, waar een professoraat voor hem gesticht werd, zoodat hij in 1816 zijne lessen opende. Zijne groote talenten als leeraar bezorgden hem talrijke leerlingen, en hij overleed na een langdurig sukkelen op den 9den September 1841. Decandolle heeft zich jegens de plantenkunde hoogst verdienstelijk gemaakt, en door eene geestige behandeling dier wetenschap veel tot hare verbreiding bijgedragen. Men beschouwt het „Regni vegetabilis systema naturale (1ste en 2de dl, 1818— 1821)”, en den „Prodromus systematis naturaIis regni vegetabilis (1ste—13de dl, 1824—1852)” als zijne belangrijkste werken. Voorts schreef hij : „Théorie élémentaire de la botanique (1813, 3de uitgave 1844)”, — „Organographie végétale (1827, 2 dln)”, — „Physiologie végétale (1832, 3 dln)”, — „Collection des mémoires pour servir à l’histoire du régné végétal (1828— 1838, 3 dln)” enz. Hij liet een herbarium na met meer dan 70000 plantensoorten. — Zijn zoon Alphonse Louis Pierre Pyrame Decandolle, geboren te Parijs den 28sten October 1806, was desgelijks eenigen tijd hoogleeraar aan de académie te Genève en heeft zich vooral een goeden naam verworven door het voortzetten van den „Prodromus” van zijn vader en door eene „Introduction à l’étude de la botanique (1835, 2 dln)”, terwijl hij ook de „Mémoires et souvenirs” van zijn vader in het licht heeft doen verschijnen (1862).