Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Damboel

betekenis & definitie

Damboel of Damboolo, een dorp ten noorden van Candy op Ceylon, is merkwaardig wegens in de granietrots uitgehouwene tempels van Boeddha in zijne nabijheid. De ingang bevindt zich aan de zuidzijde der rots omstreeks 115 Ned. el boven den bodem van het dal. De grootste van deze tempels is 60 Ned. el lang en half zoo breed, bij eene hoogte van 21/2 tot 8 Ned. el.

Het geheele gebouw is bont beschilderd en telt 52 groote figuren van Boeddha in verschillende houdingen. Bij deze is een liggend beeld ter lengte van 15 Ned. el. Omtrent den stichtingstijd van dezen tempel is niets bekend; verder oostwaarts bevinden zich de bouwvallen van de stad Merik Denna Njoewera.

Dame Dame, afkomstig van het Latijnsche domina (huisgebiedster), is een eeretitel, die langen tijd uitsluitend aan adellijke vrouwen werd toegekend, — in de middeleeuwen zelfs aan vorstinnen. Hoffelijkheidshalve werd er allengs het woordje ma — mijne, het me van mevrouw — voorgevoegd, zoodat de naam van nôtre dame in Frankrijk gegeven werd aan de heilige Jonkvrouw. De Fransche Koningsdochters werden reeds bij hare geboorte madame genoemd, — voorts behoorde die titel aan de gemalin van den oudsten broeder des Konings, en Napoleon I schonk dien, toen hij Keizer werd, aan zijne moeder, — koning Lodewijk Philips aan zijne zuster Adelaïde. De voormalige Fransche Koningen noemden alleen de vrouwen van ridders madame; die van schildknapen werden demoiselle geheeten, en met dezen naam werden in dien tijd ook gehuwde vrouwen uit den burgerstand bestempeld. Voorts dragen de Fransche vischvrouwen van ouds dien van dames de la Halle.

Uit Frankrijk woei het woord dame naar Duitschland en Nederland over en is er thans de titel van aanzienlijke vrouwen. In het algemeen wijst men in de beschaafde kringen door de woorden heeren en dames de beide geslachten aan, en in dien zin wordt het woord dame veelal in ons Vaderland gebruikt. In Frankrijk noemt men thans elke gehuwde vrouw madame.

Het woord damoiseau of damoisel, een verkleinwoord van het Celtische dam (heer), was voorheen in Frankrijk den naam van een jonker, die den ridderslag nog niet ontvangen en geen vaderlijk goed geërfd had. De damoiseau trad veelal in dienst bij een aanzienlijken ridder, om vervolgens tot schildknaap (ecuyer) op te klimmen en eindelijk de ridderlijke waardigheid te ontvangen. Thans heeft die naam de beteekenis van saletjonker. — De dochter eener dame noemde men damoiselle of demoiselle, en men geeft dien titel tevens in Frankrijk aan alle ongehuwde meisjes, terwijl hij weleer uitsluitend toekwam aan de prinses, die den Koning het naast in den bloede bestond. In ons Land werd voorheen eene schooljufvrouw bij verbastering mamsèl genoemd.

Men gebruikt het woord dames ook als naam van vrouwen, die tot sommige geestelijke orden behooren. Zoo heeft men dames van het heilige hart (sacré-coeur) van Jezus, eene orde voor inwendige zending vormend, gesticht in 1799 door de aartshertogin Marianne van Oostenrijk en georganiseerd door pater Nicolao Paccanari. Deze orde, waartoe aanzienlijke vrouwen en maagden behooren, is eigenlijk in de plaats getreden van de door paus Urbanus VIII opgehevene der Jezuïetinnen, en zij volgt denzelfden regel. Zij heeft zich vooral verspreid in Italië, België, Tyrol, Frankrijk en Amerika, en haar hoofdzetel is te Parijs. — Voorts zijn er dames der Christelijke liefde, ook dames van onze lieve Vrouw der Christelijke liefde of dames van St. Michel genaamd, behoorende tot eene orde, die zich desgelijks tot de inwendige zending bepaalt en in 1640 door pater Eudes Mezeray te Caen gesticht werd, om losbandige vrouwen en meisjes tot bekeering te brengen.

Zij verkreeg in 1651 de Pauselijke sanctie en den kloosterregel van den heiligen Augustinus,— verspreidde zich in Frankrijk, — werd in 1790 opgeheven, maar trad in 1807 weder in het leven. Zij neemt boetvaardige zondaressen in hare gestichten op, doch de opgenomenen kunnen geene leden der orde worden. — Eindelijk noemen wij de dames der Christelijke liefde en der arme zieken. Op aansporing van den priester Vincent de Paul vereenigde zich in 1633 te Parijs de jonkvrouw de Gras met eenige andere meisjes tot een genootschap, hetwelk zich tot taak stelde, zieken te verplegen, voor onderwijs te zorgen en tot bevordering van het Christelijk leven werkzaam te wezen. Weldra telde dit genootschap talrijke afdeelingen in Frankrijk, in ons Vaderland en zelfs in Polen. — Nu werd het in eene kloosterorde herschapen, die in 1600 de Pauselijke bekrachtiging ontving.

Eindelijk heeft men dames d’honneur of hofdames , — en eene dame du palais, eene bezoldigde dame aan het Fransche hof, welke belast was met het toezigt op de vrouwenvertrekken van het vorstelijk verblijf.

< >