Cuperus (Gisbertus) of Gysbert Kuiper, een Nederlandsch geleerde, werd geboren te Hemmen den 14den September 1644, studeerde eerst te Nijmegen en vervolgens te Leiden, volbragt eene reis naar Frankrijk, en zag zich in 1668 benoemd tot hoogleeraar in de Grieksche en Latijnsche letterkunde te Deventer. In 1675 werd hij tevens burgemeester aldaar, doch toen hem in 1681 de hooge waardigheid was opgedragen van gecommitteerde ter vergadering van de Staten-Generaal, legde hij het hoogleeraarsambt neder. Hij bewees groote diensten aan zijn Vaderland, was een warm aanhanger van Willem III en bekleedde in 1706 zelfs den post van gecommitteerde te velde. Hij onderhield eene uitgebreide briefwisseling met de geleerdste mannen van Europa, en nadat hij in 1707 van het staatstooneel afgetreden was, bleef hij lid van de Gedeputeerde Staten van Overijssel, burgemeester van Deventer en een ijverig beoefenaar der wetenschappen.
In 1715 werd hij benoemd tot lid der Académie des inscriptions te Parijs, en hij overleed den 22sten November 1716. Hij heeft in het licht gegeven: „Observationum libri tres, in quibus multi auctorum loci explicantur et emendantur etc. (1670)”, later gevolgd door een„Liber IV (1678)”, — „Harpocrates et monumenta antiqua etc. (1676)”, — „Apotheosis Homeri (1683)”, — „Historia trium Gordianorum (1697)”, —„Lettre d’un Hollandais à un de ses amis à Paris (1706)”, enz. Zijne verbazende werkzaamheid blijkt uit zijne nagelatene handschriften, die uit 156 pakken bestaan. Deze zijn in 1854 door de regéring aangekocht en gedeeltelijk in het Rijks-archief, gedeeltelijk in de Koninklijke Bibliotheek geplaatst. Zij zijn in 1842 door Bosscha beschreven.
