Cornwallis, het zuidwestelijkste graafschap van Engeland, grenst ten oosten aan Devon en voor ’t overige aan den Atlantischen Oceaan. Zijne sterk ingesnedene kusten strekken met de kapen Lizard (met een vuurtoren) en Landsend in zee uit. Het is, evenals het tegenoverliggend Bretagne, een berg- en heuvelachtig gewest, waar Devonische kalksteen, graniet en trapp zich ter hoogte van ruim 400 Ned. el verheffen. Langs de kust is het klimaat zeer zacht, zoodat zuidelijke gewassen er den winter in de open lucht verduren, en de dalen zijn er ongemeen vruchtbaar.
De kale bergvlakten zijn er voor landbouw en veeteelt weinig geschikt, doch des te kostbaarder zijn er de schatten van den bodem, zoodat een vierde der bevolking er bezigheid vindt in de mijnen. Deze leveren er tin, koper, lood, zilver, zink, ijzer, nikkel, arsénicum, porselein-aarde enz. Ook de visscherij is er een belangrijke tak van nijverheid. Het graafschap telt op 64 geogr. mijlen ongeveer 370000 inwoners, en de hoofdstad is Bodmin, met ongeveer 5000 inwoners in een bekoorlijk dal aan den spoorweg gelegen. Voorts heeft men er te Falmouth een der beste havens van Engeland. Een gedeelte van het graafschap is als hertogdom Cornwallis het eigendom van den prins van Wallis. Aanvankelijk vormde het een onafhankelijk gebied, maar werd in 823 aan Engeland toegevoegd.