Coprolieten noemt men de uitwerpselen van voorwereldlijke dieren. Bukcland ontdekte het eerst, dat de zwarte, harde brokken, in Engeland onder den naam van „bezoar-stones” bekend, niets anders waren dan uitwerpselen van uitgestorvene vleesch-etende schepselen. Desgelijks bevond hij, dat het „Graecum nigrum” en „Graecum album” der apothekers afkomstig waren van de uitgeworpene stoffen van voormalige hyéna’s. De coprolieten zijn hoogst belangrijk voor den geoloog, daar zij hem inlichtingen verschaffen omtrent den bouw van het darmkanaal en den aard der voedingsmiddelen bij de dieren, waarvan zij afkomstig zijn.
Zij bestaan hoofdzakelijk uit onverteerde overblijfselen van beenderen, uit tanden, schubben, schelpen enz. De donkere kleur der coprolieten van Lyme Regis wordt door Prout aan het vocht der verslondene inktvisschen toegeschreven. In de coprolieten van den ichthyosaurus (vischhagedis) vond men overblijfselen van kleine ichthyosauri, zoodat ook toen sommige dieren hun eigen kroost verslonden. Volgens Prout bestaan de coprolieten uit phosphorzure kalkaarde (50—75%) en koolzure kalkaarde met een klein gehalte van zwavel, ijzer en kool, doch bij later onderzoek heeft men daarin meer dan 5% phosphorzure magnesia, kiezelzuur, sporen van kali, chloor en ammonia, benevens sporen van een vast vet ontdekt.
Murcchison vond ze in de beenderenlaag der bovenste silurische bedding van Ludlow met vele overblijfselen van visschen. Ook zoekt men ze niet te vergeefs in de verblijfplaats van den archeosaurus in de sphaerosiderietknollen van de kolenbedding van Lebach bij Saarbrücken, in de beenderenlagen van muschelkalk en keuper, en vooral in het bovenste van deze laatste vorming, zoodat Quenstedt daaraan den niet zeer dichterlijken naam gaf van rioól-laag (Kloakenschicht). Voorts heeft men er in de middelste leias-lagen zelfs in de ingewanden van den ichthyosaurus gevonden. Agassiz houdt de „lumbricariën” in het gesteente van Solenhofen voor met drekstof gevulde darmen van visschen. Mantell ontdekte coprolieten in het witte krijt van Sussex. Sommige coprolieten zijn spiraalvormig ingesneden, andere glad; zij worden in Engeland wegens het gehalte aan phosphorzuren kalk als meststof gebruikt. Ook guano-lagen kunnen bestaan uit coprolieten, met dit onderscheid, dat thans nog levende dieren tot hare vorming hebben medegewerkt, — hoewel in den jongsten tijd veel guano ook als zee-aanslibbing erkend is.