Concordantie noemt men een woordenboek, dat al de woorden, die in een geschrift of in onderscheidene geschriften gevonden worden, volgens alphabétische orde aanwijst met opgave van al de plaatsen, waar die woorden voorkomen. Daar zulk een werk onmisbaar is bij het gebruiken van geschriften, uit wier inhoud men bewijsplaatsen wil aanhalen, zoo heeft men reeds vroeg concordantiën van den Bijbel gemaakt. Men heeft er eene uit de 13de eeuw van Antonius van Padua onder den titel „Concordantiae morales”, waarop vele andere volgden. Op last van paus Sixtus V verschenen, van de Vulgata, de „Concordantiae bibliorum Sacrorum”, en hiervan heeft Ducripon in 1838 eene nieuwe uitgave geleverd.
Men heeft voorts Grieksche en Hebreeuwsche concordantiën. Men heeft eene Nederlandsche naar de Staten-vertaling en voorts met de Hebreeuwsche en Grieksche woorden van den Groninger predikant Abrahamus Trommius (1672—1691, 3 dln folio), die zich de vervaardiging van dit uitgebreid werk ten tweede male getroostte, daar zijne wederhelft het gereedliggend handschrift aan de vlammen offerde. Merkwaardig is eindelijk de „Complete concordance to Sheakspeare (1845)” van Mrs. Cowden Clarke.