Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Cavaignac

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Jean Baptiste Cavaignac, lid der Nationale Conventie in Frankrijk en generaal. Hij werd geboren in 1762 te Gordon in Gascogne, en was advocaat bij het Parlement te Toulouse, toen de Omwenteling uitbarstte. Als voorstander van deze werd hij met onderscheidene stedelijke ambten bekleed en in 1792 als afgevaardigde naar de Nationale Conventie gezonden. Hij stemde er vóór den dood des Konings, maar beleed vervolgens meer gematigde republikeinsche beginselen, en werd weldra generaal. Vruchteloos poogde hij bij den opstand der bergpartij (20 Mei 1795) de oproerige menigte uit de vergaderzaal der Conventie te weren, hetgeen hem den 5den October daaraanvolgende, met Barras en Bonaparte beter gelukte.

Onder het Directoire was hp lid van den Baad van Vijfhonderd, ontvanger der stads-belastingen en directeur der loterij. Ten tijde van het consulaat werd hij als buitengenwoon commissaris-generaal naar de Arabische haven Mascate gezonden, waar intusschen de Engelschen zijne ontscheping verhinderden. In 1806 ging hij op verzoek van Joseph Napoleon als bestuurder der domeinen naar Napels. Onder Murat, den opvolger van Joseph, werd hij staatsraad, commandeur van de orde der Beide Siciiiënen majoraats-heer. ToenlVapoleon I de Fransche ambtenaren uit het buitenland terugriep, begaf zich ook Cavaignac naar zijn vaderland en werd bij den terugkeer van Napoleon van Elba tot prefect van het Somme-departement benoemd Hij had echter zijne betrekking nog niet aanvaard bij den aanvang der tweede Restauratie, en werd vervolgens onder de koningsmoorders gerangschikt, zoodat hij zich naar Brussel moest begeven, waar hij den 24sten Maart 1829 overleed.

Godefroy Cavaignac, een Fransch dagbladschrijver en aanvoerder der republikeinsche partij, den oudsten zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Parijs in 1801, studeerde in de regten, maar wikkelde zich reeds vroeg in zamenspanningen tegen de Bourbons. Bij de Julij-omwenteling van 1830 onderscheidde hij zich door zijne onverschrokkenheid en verklaarde zich, na het oprigten van den Julijtroon, aan het hoofd der moedige republikeinen tegen de nieuwe orde van zaken. Bij de organisatie der Nationale Garde werd hij tot kapitein bij de artillerie benoemd, doch zijne republikeinsche verwachtingen zag hij door de houding van Lafayett en van vele anderen verijdeld, waarna hij in den kerker geworpen, maar door de jury vrijgesproken werd. Als lid van de Vereeniging der Volksvrienden, die door een regterlijk vonnis ontbonden was, werd hij meermalen in hechtenis genomen, en na zijne vrijspraak voegde hij zich bij de Vereeniging tot handhaving der Regten van den Mensch. In 1834 werd hij op nieuw gevat, maar onttrok zich aan de uitspraak der regters door de vlugt naar Engeland, vanwaar hij in 1841 naar Parijs terugkeerde. Hier stichtte hij het dagblad „La Réforme”, en overleed den 5den Mei 1845. Hij schreef eene menigte dagblad-artikelen en opstellen in tijdschriften, alsmede „Cardinal Dubois, ou tout chemin mêne a Rome”, en „Une tuerie de Cosaques, scène d’invasion”.

Louis Eugène Cavaignac, generaal der Fransche Republiek, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Parijs den 15den October 1802, bezocht er het Collége Sainte Barbe, voorts de Polytechnische school als kweekeling voor de genie, diende vervolgens als 2de luitenant en hoorde eenigen tijd de voorlezingen aan de Militaire School te Metz. In 1827 nam hij als luitenant der genie deel aan de expeditie naar Griekenland en werd bevorderd tot kapitein. Gedurende de Julij-dagen van 1830 was hij in garnizoen te Arras, en wegens deelneming aan republikeinsche genootschappen, bepaaldelijk aan de „Assurance nationale”, zond de regéring hem in 1832 naar Algiers, waar hij Oran bevestigde en verdedigde en zich vooral bij de verovering van Tlemcen zoodanig onderscheidde, dat de maarschalk Clausel hem en 500 vrijwilligers ter verdediging van dien gevaarlijken post achterliet. Cavaignac verdubbelde zijne bende door de oprigting van een corps inlanders, stichtte schier zonder hulpmiddelen hospitalen en werkplaatsen en verzorgde door gestadige razzia’s het garnizoen van levensmiddelen tot in het jaar 1839. Voorzigtigheid, volharding, koelbloedigheid en een zeldzaam talent van organisatie en van berekening van gevaren behoorden toen reeds tot zijne karaktertrekken. Na eene korte verpoozing om redenen van gezondheid nam hij het bevel op zich over het 2de bataljon ligte Afrikaansche infanterie, „zephirs” genaamd, nam den 15den Maart 1840 Sjersjel stormenderhand in en verdedigde die plaats gedurende 10 weken tegen de gestadige aanvallen der Arabieren. Als kolonel der zoeaven onderscheidde hij zich voorts bij de expeditie naar Medeah, bij den togt over den Sjaba-el-Ketta tegen de Beni-Menad en vóór Tagdempt.

In 1841 werd hij de plaatsvervanger van Lamoriciere als bevelhebber der zoeaven, streed dapper den 28sten April 1842 in Metidsjah en den 15den September bij El-Harburg tegen de Beni-Rasjel, en werd in 1844 tot brigade-generaal en in 1847 tot gouverneur van Oran benoemd. Na de Februarij-revolutie werd hij divisie-generaal en gouverneur-generaal van Algérië. De portefeuille van Oorlog wees hjj van de hand, maar het mandaat van afgevaardigde van het departement Lot naar de Nationale Vergadering nam hij aan. Twee dagen na den aanslag van 15 Mei kwam hij te Parijs, aanvaardde op dringend verzoek der Uitvoerende Commissie het ministerie van Oorlog, hield zich bezig met de organisatie der legers aan de grenzen, en werd kort daarop benoemd tot opperbevelhebber der troepen ter beveiliging der Nationale Vergadering zamengetrokken in de nabijheid van Parijs. Bij het uitbarsten van het Junij-oproer werd hem de dictatuur opgedragen. Nadat hij in een bloedigen strijd den opstand gedempt had, werd hij tot voorzitter van den ministerraad en alzoo tot verantwoordelijk opperhoofd der Republiek benoemd. De orde was volkomen hersteld, toen hij zes maanden later de teugels van het bewind overgaf aan den president Lodewijk Napoleon. Hij zelf had bij de verkiezing 1½ millioen stemmen verkregen.

Het departement Lot vaardigde hem wederom af naar de Nationale Vergadering, waar hij met Lamoricière, Bedeau, Dufaure enz. het linkercentrum vormde der republikeinsche partij. Bij den staatsstreek van 2 December 1852 deed Napoleon hem gevangen nemen en naar Ham brengen, doch kort daarna weder in vrijheid stellen. Hij verliet aanstonds zijn vaderland, en toen Parijs hem weder tot afgevaardigde koos naar de Nationale Vergadering, weigerde hij, den voorgeschreven eed af te leggen. In Frankrijk teruggekeerd, begaf hij zich naar zijn buitenverblijf Ournes in het departement Sarthe, en overleed aldaar den 28sten October 1857. Hij schreef „De la régence d’Algèr, note sur l’occupation (1839)”. Ook in zijn sterfjaar werd hij te Parijs tot vertegenwoordiger gekozen. Men kan Cavaignac niet zoozeer een groot staatsman noemen, als wel een man die uitblonk door republikeinsche burgerdeugd en door een vast karakter; ja, men mag onderstellen, dat het een geluk voor Frankrijk zou geweest zijn, indien hij in plaats van Lodewijk Napoleon tot president ware gekozen.

< >