Dezen geslachtsnaam dragen:
Karl Gustaf van Brinkmann, eigenlijk baron von Brinckmann, een Zweedsch staatsman en dichter. Hij werd geboren den 24sten Februarij 1764 op zijn vaderlijk landgoed bij Stockholm, studeerde te Upsala, Barby, Halle, Leipzig en Jena, werd na zijn terugkeer Zweedsch gezantschaps-secretaris te Dresden, en in 1797 gezant te Parijs. Toen hij den 18den Brumaire met de overige gezanten Parijs verlaten moest, begaf hij zich naar Wesel en zag zich in 1801 benoemd tot gezant te Berlijn, waar hij vervolgens eenigen tijd ambteloos doorbragt, om er in 1806 weder als buitengewoon gezant op te treden. Hij vergezelde het Pruissische Hof bij zijne ylugt naar Oost-Pruissen, was van 1808 tot 1810 Zweedsch gezant te Londen en keerde daarna terug naar Stockholm, waar hij tot lid van den Raad voor belangrijke regtszaken en van de Zweedsche Académie van Wetenschappen benoemd werd.
Hij overleed den 10den Januarij 1848. Zijne Duitsche “Gedichte” gaf hij onder den naam van Selmar gedeeltelijk uit in muzen-almanakken en tijdschriften, gedeeltelijk in een bundel en gedeeltelijk in eene verzameling, die te Parijs in het licht verscheen. Voorts leverde hij “Philosophische Ansichten und Gedichte”, en zijn Zweedsch gedicht “Het gebied van het Genie” werd in 1822 door de Zweedsche Académie bekroond. Ook schreef hij “Histoire des Cours du Nord.”
Heinrich Rudolf Brinkmann, een Duitsch regtsgeleerde. Hij werd geboren den 3den Januarij 1789 te Osterode in den Harz, studeerde te Göttingen, en werd er privaatdocent in 1812. Hij bekleedde vervolgens onderscheidene regterlijke betrekkingen te Celle, en werd in 1819 buitengewoon en in 1822 gewoon hoogleeraar te Kiel, en eindelijk aldaar raadsheer in het Hooge Hof van Appèl. Hij overleed in 1847. Tot zijne geschriften behooren eenige opstellen in het “Magazin” van Osterley, een werk “Ueber den Werth des biirgerlichen Gesetzbuehes (1814)”, “Abrisz der Lehre von den Klagen des römischen Rechts (1816)” enz.