Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Boetedagen

betekenis & definitie

Boetedagen zijn dagen, aan de gods­dienst gewijd en bestemd, om de gemeente­leden opmerkzaam te maken op hunne ge­breken en op de noodzakelijkheid om zich te verbeteren. Men heeft plegtige boetedagen, die in een geheel land gevierd worden en ge­woonlijk boete-, bede- en vastendagen heeten. Welligt zijn zij ingesteld in navolging van den Israëlietischen Grooten Verzoendag, wel­ke 10 dagen na het Nieuwjaarsfeest als een algemeene boetedag des volks invalt.

Men onderscheidde in de. oude Christelijke Kerk gewone en buitengewone boetedagen (dies rogationum en dies supplicationum), en men weet, dat sommige van de laatste in gewone zijn overgegaan. Tot de gewone behoorden aanvankelijk de dagen vóór Advent en vóór Paschen, alsmede na het Pinksterfeest. On­der paus Leo de Groote werd er een Herfst-vasten (14 September) bijgevoegd, zoodat er een boete- en vastentijd was in elk saizoen — quatertemper, aldus genoemd wegens de quatuor tempora anni (vier jaargetijden). De quatertemper-dagen werden ook door de Pro­testanten langen tijd gevierd, en bestaan he­den ten dage nog in de Engelsch-bisschoppelijke kerk. In sommige Protestantsche landen heeft men nog een bepaalden jaarlijkschen boete- en bede-dag, en van ouds heeft men daartoe veelal den Goeden Vrijdag genomen.

< >