o. Fr., zwarigheid, last, hinder; in- conveniëntie vr., onwelvoegelijkheid. incorporatie vr.
Fr., opneming, inlijving; in cor- pore. Lat., gezamenlijk; incorporeeren inlijven, incorrect Fr., onnauwkeurig, onbehoorlijk, incourant Fr., niet gangbaar; zonder aftrek; incourante fondsen, effecten, die niet op de dagelijksche beursnoteering voorkomen, incrimineeren Fr., van een misdaad beschuldigen, als strafbaar beschouwen en vervolgen, incroyable Fr., ongelooflijk; m., modegek uit den tijd van het Directoire {1795—1799). Incrusteeren Fr., met een kalkachtige korst bedekken; met steen, marmer of metaal inleggen; incrustatie vr., omkorsting met een steenachtige zelfstandigheid; ingelegd werk. incubatie-tijdperk. Lat., tijd, die verloopt van de besmetting tot het uitbreken eener infectieziekte; zwangerschapsperiode; incubus m. Lat., nachtduivel, booze geest (die volgens vroeger bijgeloof ’s nachts de vrouwen kwam beslapen), kabouter.