Vastgoedmanagement

Willem G. Keeris (2018-2019)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Certificering

betekenis & definitie

Certificering is het in de vastgoedmarkt gehanteerde, niet gespecificeerde juridische begrip, waarmee wordt aangeduid het splitsen van de juridische en economische eigendom van een bepaald vastgoedobject en het vervolgens in meerdere delen opsplitsen van die economische eigendom in kleinere entiteiten, vanuit het oogmerk deze afzonderlijke, gedeelde eigendoms-rechten aan partijen aan te bieden als vastgoedbelegging voor de duur van een daarbij bepaalde periode, zonder dat de kopers van die rechten daarbij stemrecht verwerven.

Zie ook: administratiekantoor, Commingled Real Estate Investment Fund, economisch eigen-dom, eigendom, juridisch eigendom, koper, periode, recht, vastgoedbelegging, vastgoedcerti-ficaat, vastgoedobject en vastgoedmarkt.

Het begrip is niet eenduidig gedefinieerd.

Zo wordt er ook wel onder verstaan het door een vennootschap aantrekken van eigen vermogen door het onderbrengen van de daarvoor uit te geven aandelen bij een administratiekantoor, dat vervolgens op basis van de tegenwaarde al dan niet verhandelbare waardepapieren zonder stemrecht uitgeeft.

Zie ook: aandeel, eigen vermogen, vennootschap en waardepapier.

Ook wordt het wel omschreven als het bezit van een kwaliteitskeurmerk voor de organisatie, dan wel –afhankelijk van de context – voor een product, goed, of dienst, van de betreffende onderneming, hetwelk door een daartoe bevoegde instantie is toegekend.

Zie ook: dienst, goed, kwaliteit, onderneming, organisatie en product.

De certificering van vastgoedobjecten, conform de eerste omschrijving, is met name in België een door de markt geaccepteerde vorm van beleggen in vastgoed. Vooral door de verschillen in de fiscale regelgeving is deze beleggingsvorm in Nederland (nog) slechts incidenteel toege-past. Het door het betrokken administratiekantoor uitgegeven waardepapier wordt een ‘certifi-caat’ genoemd. Hierbij wordt nog onderscheid gemaakt tussen een certificaat en een ‘certificaat van aandeel’. In beide gevallen worden deze waardepapieren verstrekt door het betrokken administratiekantoor en is er sprake van het ontbreken van stemrecht. Het verschil ertussen is gelegen in het ver-handelbaar zijn van een certificaat van aandeel. De koper van een of meer certificaten wordt aangeduid als de certificaathouder.

Zie ook: belasting (fiscaal), beleggen, certificaat, certificaat van aandeel en certificaathouder. Het aantrekken van eigen vermogen, zonder dat daarbij sprake is van het inboeten aan invloed op het beleid van de onderneming en van beïnvloeding van buitenaf bij de benoemingen van commissarissen en directie door aandeelhouders, bepaalt de aantrekkelijkheid van de construc-tie volgens de tweede begripsomschrijving. Deze sluit volledig aan op de eerste omschrijving. Zie ook: aandeelhouder.

Tags: aandeel – aandeelhouder – administratiekantoor – belasting (fiscaal) – beleggen – certifi-caat – certificaat van aandeel – certificaathouder – Commingled Real Estate Investment Fund – dienst – economisch eigendom – eigendom – eigen vermogen – goed – juridisch eigendom – koper – kwaliteit – onderneming – organisatie – periode – product – recht – vastgoedbeleg-ging – vastgoedcertificaat – vastgoedobject – vastgoedmarkt – vennootschap – waardepapier.