zoetelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. overdreven zoet van aard, flemend, ergerlijk
♢ Hoewel veel mensen zijn werk typeren als zoetelijk en popperig, loont het om zich te verdiepen in de details.
2. (verouderd) aangenaam zoet
♢ Wanneer wij van hun zoetelijk zingen [van de vogels] in het gemeen spreken, dan drukken wij dit met het zoo zachte "kwelen", uit en wij bootsen tevens hun geluid na, als zij, bij het verschijnen der lente, hunne vreugd en hunne liefde vermelden;
zoetelijk - Bijwoord
1. (verouderd) op aangename, zoete wijze
♢ Het kind sliep zoetelijk.
Woordherkomst
afgeleid van zoet met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
Gepubliceerd op 30-10-2017
zoetelijk
betekenis & definitie