Gepubliceerd op 31-10-2017

veelvraat

betekenis & definitie

veelvraat - Zelfstandignaamwoord
1. (dierkunde) Gulo gulo, een marterachtig roofdier, de grootste in de familie Mustelidae
2. (dierkunde) dagactieve nachtvlinder en rups Macrothylacia rubi
3. vraatzuchtig, gulzig persoon of dier, een gulzigaard
- Een luieraar en een luiwammes verschillen evenveel van elkaar als een lekkerbek en een veelvraat. Keek naar het verheven genot van parende libellen. Hoorde zelfs hun vleugels, een extatisch geluid, als flapperend papier tussen de spaken van een fiets. Tuurde naar een hazelworm die rond de wortels waar ik lag een miniatuur-Amazone verkende. Stilte? Niet helemaal, nee.

Woordherkomst
1710; samenstelling van veel en vraat, als leenvertaling van Nederduits Veelfraat, ontwikkeld uit Middelnederduits veelvratz (Reinke de Vos, 1498), vēlevrās, vēlevrāt, aanvankelijk villevrās, ontleend aan Oudnoors fjeldfross, letterlijk ‘bergkater’, door w:Volksetymologie|volksetymologie geassocieerd met Mnd. vele, vēl ‘veel’ en vrāt ‘gulzigaard; het vreten’. Onder invloed van Duits VielfraßGulo gulo; gulzigaard’ ontstond de w:Leenbetekenis|leenbetekenis ‘gulzigaard’ (sedert 1849).

Synoniemen
warg