Gepubliceerd op 01-11-2017

uitgeput

betekenis & definitie

uitgeput - Bijvoeglijk naamwoord
1. dodelijk vermoeid
De uitgeputte drenkeling werd nog net op tijd uit het water gehaald.
2. dusdanig leeggehaald dat er niets overblijft
De uitgeputte goudmijn was al jaren gesloten, maar door nieuwe technologie werd het mogelijk het afval opnieuw te gaan bewerken.

uitgeput - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van uitputten

Woordherkomst
Voltooid deelwoord van uitputten.