trommel - Zelfstandignaamwoord
1. (muziekinstrument) een cilindervormig, met een vel bespannen slaginstrument
♢ De een speelde de fluit en de andere de trommel.
2. een vaak ronde, afsluitbare, gewoonlijk metalen doos
♢ Doe die koekjes even in de trommel, dan blijven ze vers.
trommel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trommelen
♢ Ik trommel
2. gebiedende wijs van trommelen
♢ trommel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trommelen
♢ trommel je?
Woordherkomst
afgeleid van trom met het achtervoegsel -el [1] (en volgens regel 2.B ) of van trommelen
Synoniemen
[1]: trom
Gepubliceerd op 01-11-2017
trommel
betekenis & definitie