spuit - Zelfstandignaamwoord
1. nauwe buis bedoeld om onder druk een vloeistof eruit naar buiten te laten schieten.
♢ Uit die spuit kwam alleen maar modder.
2. voornamelijk verkleinwoord: een injectie.
♢ Ze hebben de hond een spuitje gegeven.
3. injectiespuit
spuit - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van spuiten
2. gebiedenwijs van spuiten
spuit - Werkwoord
1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spuien
♢ Jij spuit
2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spuien
♢ Hij spuit
3. verouderde gebiedende wijs meervoud van spuien
♢ spuit!
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: