omwínden - Werkwoord
1. (ov) verhullend spreken.
♢ Hij omwond de slechte boodschap met vele weinig ter zake doende verhalen.
2. (refl) zich iets ~ iets rond een lichaamsdeel wikkelen.
♢ Ook de augur omwond zich het hoofd want het minste geraas stoorde de waarnemingen.
3. (ov) iets omwikkelen met bijvoorbeeld een lap stok.
♢ Hij omwond de bloedende hand met een afgescheurd stuk laken.
ómwinden - Werkwoord
1. (ov) iets ~ om rond iets heen wikkelen.
♢ We namen de spoel en de koperen draad werd er strak omgewonden.
2. er doekjes ~: verhullend spreken.
♢ Er werden geenszins doekjes omgewonden.
Woordherkomst
samenstelling van om(bijwoord) en winden(werkwoord)
Gepubliceerd op 04-12-2017
omwinden
betekenis & definitie