Gepubliceerd op 04-12-2017

misselijk

betekenis & definitie

misselijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. tot braken geneigd
Ik heb te veel kersen gegeten, waardoor ik misselijk ben.
2. een nare indruk makend, onuitstaanbaar
Wat een misselijke streek is dat!

Woordherkomst
afgeleid van mis met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-