Gepubliceerd op 10-11-2017

braken

betekenis & definitie

braken - Werkwoord
1. (ov) het verwijderen van voedsel en/of andere stoffen uit de maag via de mond en soms de neus.
Zij moest braken van die stinkende geur.
2. (ov) na het roten kneuzen of breken van vlas of hennep

braken - Werkwoord
1. meervoud verleden tijd van breken
♢Wij braken
♢Jullie braken
♢Zij braken

Synoniemen
[1] kotsen, overgeven, vomeren