Gepubliceerd op 04-12-2017

misgeboorte

betekenis & definitie

misgeboorte - Zelfstandignaamwoord
1. geboren maar niet levensvatbare vrucht
Dertien bedrijven in Overijssel (5) en Gelderland (8) besmet, landelijk zijn 27 schapenhouders getroffen door Schmallenbergvirus. Schapenboeren in Bornerbroek en Winterswijk-Miste zijn gedupeerd. De dierenarts verwacht nog veel meer misgeboorten.
2. (pejoratief) onaangenaam, lelijk mens
‘Als ge ne klootzak zoekt, zal ik ’m wel spelen!’ Peter Van den Begin is back op de bühne. Met een lamme arm en een slepend been staat hij, als een scheve komma, op het opgehoogde oorlogspuin van Shakespeare over de zaal te loensen: de misgeboorte Richard III in al zijn glorie. Alleen aan zijn taal mankeert niets. Als een kronkelende aal, op het randje van rap, spuwt en splijt zijn woordenstroom door de Bourla. In het plat Antwerps.

Woordherkomst
samenstelling van mis en geboorte

Synoniemen
[1] miskraam, misdracht
[2] wanschepsel