Gepubliceerd op 04-12-2017

mijns weegs

betekenis & definitie

mijns weegs - Bijwoord
1. weg
Mijn handen lieten de ketting vieren en ik heb, zacht vloekend tegen de orgelman, mijn fiets ter hand genomen en ben met geheven hoofd mijns weegs gegaan, verre van de Beurspassage, waar ik tot de dag van vandaag geen voet meer heb gezet.
2. naar een zelfgekozen bestemming
Toen wij uit de koepel kwamen, gingen de vier anderen naar Salamis en haalden Leon, maar ik ging mijns weegs naar huis.
3. (figuurlijk) zelfstandig verder in ontwikkeling of gedrag
Nordholt ging zijns en ik mijns weegs. Zijn naam pronkte veelvuldig boven artikelen in de Telegraaf, terwijl mijn naam onder offertes kwam te staan.
Als jullie nou werkelijk geen responsfactor willen bepalen, dan ga ik mijns weegs om die voor mezelf te meten.

Woordherkomst
(verouderd) vaste verbinding, genitief van "mijn weg", waarbij de stamklinker van het zelfstandig naamwoord wordt verlengd en dit evenals het bezittelijk voornaamwoord de uitgang -s krijgt: weegs en mijns, vergelijk zijns weegs en mijns inziens