ladderen - Werkwoord
1. (intr) (kleding) (van kousen) beschadigd raken waardoor een of meer draadjes in een fijn weefsel losraken en een langgerekt patroon van mazen ("ladder") ontstaat
♢ Alleen hele dikke kousen ladderen iets minder snel, maar die kousen zijn weer niet in trek omdat ze minder flatteus zijn.
♢ ladderen.
2. (ov) (verouderd) (onder studenten) op een ladder naar huis dragen (van iemand die teveel gedronken heeft)
ladderen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ladder (verouderd)
♢ Een horde negerslaven, die zich zeer wild gebaarde, met ijselijk geschrei droeg ladderen naar den wal, en zon door stof-op-nevelen de donkere gestalten in vettigheid deed glanzen met felheid van sardijnig rood, dat om de lendenen was geslagen.
Woordherkomst
[werkwoord] ladder met het achtervoegsel -en
*omdat het resultaat ladder wordt genoemd, wellicht ontleend aan het Engels ladder met gelijke betekenis
*omdat er een ladder bij gebruikt wordt
[zelfstandig naamwoord] ladder met uitɡanɡ -en
Gepubliceerd op 04-12-2017
ladderen
betekenis & definitie