Gepubliceerd op 04-12-2017

klierig

betekenis & definitie

klierig - Bijvoeglijk naamwoord
1. van een persoon dat deze een ander persoon expres tot last is
„Ik volg een opleiding bij Defensie en als ik daar om me heen kijk, denk ik vaak: wat een kleuters. Lucien – die ook bij Defensie zit – en ik zijn echt heel braaf, zeggen ze. Wij doen wat er wordt gezegd, dat zijn we van huis uit gewend. Dan sta je bijvoorbeeld in de eerste rust en dan mag je niet kletsen en dan zijn er altijd wel een paar aan het kletsen. Kinderachtig, klierig.
Bush schrijft hoe hij als klierig jongetje wodka in een viskom goot en hoe hij in de tijd dat drank langzamerhand zijn god dreigde te worden, tijdens een familiediner aan een mooie vriendin van zijn vader en moeder vroeg: 'En, hoe is dat nou, seks na je vijftigste?'

Woordherkomst
Naamwoord van handeling van klieren met het achtervoegsel -ig

Synoniemen
vervelend, treiterig, plagend, pestend, zeurend, lastig, zakkerig, weerspannig, flauw