Gepubliceerd op 04-12-2017

kal

betekenis & definitie

kal - Zelfstandignaamwoord
1. (Jiddisch-Hebreeuws) (grammatica) bepaalde stamvorm van werkwoorden

kal - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kallen
♢ Ik kal
2. gebiedende wijs van kallen
kal!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kallen
kal je?

Woordherkomst
Herkomst: Hebreeuws, letterlijk: 'eenvoudig'

Verwante begrippen
kal wachomer, dageesj kal