instellen - Werkwoord
1. (ov) het op juiste wijze afregelen van een toestel
♢ Ik heb de ontvanger ingesteld op 231,3 megahertz.
2. (ov) het in het leven roepen van een organisatie
♢ De regering van de Nederlandse Antillen is ingesteld met het Statuut.
3. (ov) het geldig verklaren van een regeling
♢ Dit verbod is vorige maand ingesteld.
4. voorbereid zijn op iets
♢ Daar was ik helemaal niet op ingesteld.
Woordherkomst
samenstelling van in(bijwoord) en stellen(werkwoord)
Synoniemen
[2] aanstellen
[3] afkondigen
Gepubliceerd op 04-12-2017
instellen
betekenis & definitie