Indo - Zelfstandignaamwoord
1. Nederlander van Indonesische afkomst
♢ Ik ben een Indo. Wat is een Indo? Nou, iemand zoals ik dus. ‘Indo’ zijn ook die honderdduizend anderen die zich Indo of Indisch noemen.
2. (geschiedenis) (pejoratief) in Nederlands-Indië: schrijfwijze voor indo halfbloed van gemengde Europese en inheemse afstamming
♢ De uitgever Nix, een Indo die sprekend lijkt op Oom Tom zelf, is enthousiast en wil alles voor me doen.
♢ Het vertrek is door het tochtscherm niet zoodanig afgesloten of het gelukt den lenigen Indo een gedeelte van den zijwand der kamer in het oog te krijgen.
3. alleen als linkerdeel van samenstellingen (geschiedenis) (verouderd): Nederlands-Indisch
♢ Het was zowel populair onder Indonesiërs als onder uitheemse Aziatische minderheden, zoals de Indo-Chinezen en de Indo-Arabieren, die, geheel in overeenstemming met de officiële indeling van de bevolking in Europeanen, Vreemde Oosterlingen en inlanders, maatschappelijk en politiek afzonderlijk waren georganiseerd.
4. alleen als linkerdeel van samenstellingen: betrekking hebbend op India of het Indische subcontinent
♢ Bovendien zijn de 440.000 Nepalese Rai, waartoe de Wambulesprekers behoren, een volksstam van Mongoolse oorsprong met een sjamanistisch geloof, die daarom in het hindoeïstische Nepal door de Indo-Arische meerderheid gediscrimineerd worden en in het nog steeds heersende kastenstelsel een ondergeschikte positie bekleden.
Woordherkomst
[1] oorspronkelijk betekenis [2] gebruikt als geuzennaam, maar tegenwoordig ook met ruimere betekenis en dan meer verwijzend naar betekenis [3] of naar Indonesië
[2] (verkorting) van Indo-Europeaan
[3] afgeleid van Indië, als verkorting van Nederlands-Indië
[4] van het Latijnse woord Indus, de rivier waarnaar India werd genoemd
Zie ook
indo
Gepubliceerd op 30-10-2017
Indo
betekenis & definitie