hap - Zelfstandignaamwoord
1. beet, wat men in mond genomen heeft
2. (informeel) voedsel bedoeld om een maaltijd te vormen
♢ Zullen we daar een hapje gaan eten?
3. de hele ~ de gehele zooi
♢ We hebben die hele hap maar in de prullenbak gegooid.
hap - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van happen
♢ Ik hap
2. gebiedende wijs van happen
♢ hap!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van happen
♢ hap je?
Gepubliceerd op 04-12-2017
hap
betekenis & definitie